Eenzame Uitvaart van H. van der Rijst (1946 – 2021)
Sint Barbara, 12 mei 2021
Dichter van dienst: Ruben van Gogh
Verslag: Dorien Dijkhuis
Aanklacht in inkt
Je hebt de bewijzen van je bestaan in inkt
aangebracht op bijna iedere plek
van je huid. Zelf wist je dondersgoed waar
dat allemaal om was: iedere beslissing,
ieder markant moment, als vergewissing
geuit tot een besluit op levend perkament.
Wij, die daarvan weten, weten verder niets:
we hebben geen document voorhanden
dat ons vertelt wie je nog meer bent
dan je naam, je leeftijd en die inkt alleen.
Er is een drietal letters uit het alfabet – avg –
dat ons belet meer te weten dan het gissen
dat er mensen moeten zijn die je missen
als zij wisten dat je er niet langer bent.
Rust zacht, geef dan de tijd maar het respijt
om nog te zien hoe en wie je werkelijk was
met die lijnen op je lijf, strepen as, die hier
met jou stilzwijgend in de grond verdwijnen.
Ruben van Gogh
Op maandagmiddag 10 mei komt een bericht binnen van de gemeente dat in het UMC dhr. Herman van der Rijst is overleden. Omdat hij geen nabestaanden heeft, krijgt het Dichtersgilde van de gemeente Utrecht het verzoek voor een Eenzame Uitvaart. De begrafenis is anderhalve dag later al, op woensdagochtend 12 mei. Veel tijd om uit te zoeken wie meneer van der Rijst was, om een gedicht op maat te kunnen schrijven, is er niet. Dat is frustrerend. Vooral omdat die informatie er wel ís, maar niet met ons kan worden gedeeld vanwege de AVG, de Algemene verordening gegevensbescherming.
Ook uitvaartondernemer Ronald van Overbeek van Barbara Uitvaartverzorging tast in het duister. Wel weet hij dat corona niet de doodsoorzaak was. Dankzij de geboorteakte die van Overbeek in handen heeft gekregen weten we dat Herman van der Rijst in juni 1946 in Utrecht werd geboren en dat hij dus net geen 75 geworden is. Wat ze bij Barbara Uitvaartverzorging ook weten, omdat ze hem in de kist hebben gelegd, is dat zijn lichaam bedekt was met tatoeages.
Hoe schrijf je een gedicht voor iemand als je niets van hem weet? Hoe doe je een mensenleven recht als je niet weet wie hij was? Er zit niets anders op dan zelf op onderzoek uit te gaan. We google’en, checken Facebook, pluizen social media na. Ruben belt een tatoeageshop met de vraag wat het betekent, een man van 70-plus die van onder tot boven onder de tatoeages zit. Ik bel de drie adressen die onder ‘H. van der Rijst’ in het telefoonboek staan om zijn adres te vinden, maar krijg één melding van een fout nummer en twee keer geen gehoor. Ook een speurtocht via Google Streetview, levert niets op. De tijd tikt door, de begrafenis nadert, Ruben moet beginnen met zijn gedicht om het op tijd af te krijgen.
Op woensdagochtend schijnt de zon. Sint Barbara bloeit. Atalanta’s fladderen boven de struiken.
Twee dragers staan al klaar bij de ingang, van Overbeek heet ons welkom en tien minuten later, stipt om half tien, glijdt de zilveren lijkwagen door het hek met directeur Pierre van Kooten achter het stuur. Hij stapt uit en opent de achterdeurtjes. De kist is van blank hout en er ligt een roos op met een kaartje eraan. Nadat de kist op een verrijdbare draagbaar is geschoven, stellen de twee dragers en uitvaartondernemers zich aan weerszijden op en dan lopen we langzaam naar het graf, Ruben en ik achter de kist. Al lopend proberen we het kaartje dat aan de roos zit te lezen.
‘Wat staat er?’, fluister ik.
‘Veel sterkte in deze moeilijke tijd’, fluistert Ruben terug, die betere ogen heeft.
Betekent dat dat er toch iemand was? Of is het de laatste groet vanuit het ziekenhuis? Het lijkt een tekst die gericht is aan de nabestaanden, maar die zijn er niet. De enigen die meneer van der Rijst naar zijn laatste rustplaats vergezellen, zijn de uitvaartondernemers en wij.
Even lijkt het erop dat er zich bij onze bescheiden stoet nog iemand aansluit. Een man van een jaar of vijftig volgt op enige afstand. Dan slaat hij op het laatste moment toch af naar een ander pad.
We balen. We hebben ergens het gevoel dat we meer hadden moeten doen. Meneer van der Rijst had dan misschien geen nabestaanden – geen kinderen of andere naaste familieleden – maar buren heeft iedereen. Misschien zijn er zelfs wel kennissen of vrienden die op dit moment niet op de hoogte zijn van zijn dood. Met een adres was het mogelijk geweest die mensen in te lichten en ze in staat te stellen afscheid te nemen. Met meer informatie was deze uitvaart wellicht niet eenzaam geweest. Het voelt kil. Wie heeft hier op dit moment iets aan privacybescherming?
Op het ‘armenveldje’ hebben de graven geen dekplaten of grafstenen. Op bordjes staan de namen, geboorte- en overlijdensdata. Het graf van Herman van der Rijst bevindt zich bijna achteraan. De dragers manoeuvreren de kist behendig boven de kuil. In de struiken stuiven mussen. Ronald van Overbeek geeft Ruben het teken dat hij zijn gedicht kan voordragen. Ruben legt een bosje paarse en roze bloemen op de kist en leest voor. Als zijn laatste woorden zijn weggestorven, klinkt alleen nog de wind in de beukenhaagjes en het getjilp van de mussen. We staan wat bedremmeld rond het graf waarin de kist langzaam wordt neergelaten.
Ik vraag naar de roos.
‘Die heeft hij van ons’, zegt Ronald van Overbeek. ‘Anders is het ook maar zo kaal.’
Hij verontschuldigt zich opnieuw voor de summiere informatie. Terwijl ook hij er niets aan kan doen dat we rondom de identiteit van meneer van der Rijst in het duister blijven tasten. Voor hem en voor Pierre van Kooten moet het ook triest zijn, zo’n eenzame uitvaart, bedenk ik. Gewoonlijk biedt een uitvaart troost aan de mensen die achterblijven, bewijst een begrafenis de overledene de laatste eer. Dat maakt hun vak mooi en waardevol. Een afscheid zonder nabestaanden… Dat is misschien wel het allerverdrietigste dat er bestaat.
We praten over wat we wel weten: de tatoeages.
‘Heel kleurrijk’, zegt Pierre van Kooten die het lichaam van meneer van der Rijst nog heeft gezien. ‘Heel mooi gedaan.’
Ik probeer me er een voorstelling van te maken: hoe meneer van der Rijst de tekeningen uitkoos om zijn lichaam mee te versieren. Elke tatoeage een herinnering aan iets dat voor hem belangrijk is geweest. ‘Wat voor tatoeages waren het?’ vraag ik.
Het spijt Pierre van Kooten, maar hij kan het me niet vertellen. ‘Ik heb ze in een oogopslag gezien’, zegt hij. ‘Ik zag dat ze kleurrijk waren en mooi van vorm. Maar ik heb ze niet uitgebreid bekeken. Dat voelt niet goed. Het is té persoonlijk. Te intiem.’
Ik denk aan de ironie van dit verhaal. Dat zeelieden vroeger tatoeages lieten zetten, onder andere om te kunnen worden geïdentificeerd na verdrinking. Meneer van der Rijst blijft een onbekende ondanks de hyperpersoonlijke tekens op zijn lijf. Van Kooten en Van Overbeek nemen afscheid. Ruben en ik nemen allebei een handje aarde en laten het zand in de kuil vallen. Doffe ploffen op de kist.
Een Atalanta fladdert boven het nog open graf. Die wordt ook wel admiraalvlinder genoemd, weet Ruben. Vanwege de rode strepen op de mouwen van de marine-uniformen.
Dorien Dijkhuis