Eenzame Uitvaart 4 augustus 2022

Eenzame Uitvaart van Robbert Kok (1947 – 2022)
Sint Barbara, 4 augstus 2022

Dichter van dienst: Jan van der Haar
Verslag: Dorien Dijkhuis

 

Houd Moedig Stand

 Van sportvereniging HMS supportte je het voetbal.
Je ging in Overvecht vaak naar wedstrijden en je
trakteerde na afloop op menig rondje. Want je was
gul, je hart was groter dan je lichaam dat er toch
ook mocht wezen. Levensgevaarlijk was je liefde –
nee, een vrouw en kinderen heb je nooit bezeten –
de scooter waar je graag mee toerde door het land,
als je uitgewerkt was als huismeester bij Concordia,
kreeg een ongeluk en je raakte slecht ter been, je
moest verhuizen en verloor de lopende contacten.
Je had uiteindelijk één huisvriend en het asielhondje
dat je Sendi noemde. En een grote verrassing en
geluk was het weerzien met je oude buurvrouw
in het revalidatiecentrum. Ze was erg op je gesteld.
Ze noemde je Rob, de medebewoners noemden jou
Meneer Koude Melk. Want je hield moedig stand.
Je was een hartelijke, vriendelijke sportliefhebber.
Je was een innemende man van de witte motor.

 

Jan van der Haar

 

Vrijdagmiddag krijgen we het verzoek van de gemeente voor een gedicht tijdens de uitvaart van Robbert Kok, een 74-jarige man die is overleden op de revalidatieafdeling van verzorgingshuis De Parkgraaf. De begrafenis zal de week erna zijn, op donderdag. Uitvaartleider Enid Schagen van PCB Uitvaartzorg heeft de bewindvoerder van meneer Kok gesproken. Hij was nog niet lang cliënt, dus veel wist hij niet over meneer Kok te vertellen. Behalve dat hij van zonnebloemen hield en dat er een huisvriend is met wie geprobeerd is contact op te nemen. Of hij naar de uitvaart komt, is nog niet zeker.

Ik bel het revalidatiecentrum en word hartelijk te woord gestaan door de receptioniste die me doorverbindt met de verpleegafdeling op de derde verdieping waar Robbert Kok sinds februari woonde. Een zorgmedewerkster die hem in de laatste weken heeft verzorgd, vertelt me dat hij een lieve man was. Dat hij dol was op melk en bij de medebewoners bekend stond als Meneer Koude Melk. Heel veel meer weet ze ook niet, ze kende hem nog niet lang. Of hij van zonnebloemen hield, kan ze niet beamen. Maar als ik vanmiddag even terug kan bellen, dan is Marian aan het werk. Zij heeft hem langer verzorgd en was bovendien lange tijd zijn buurvrouw.

Marian vertelt honderduit over haar oude buurman. Er spreekt genegenheid uit. Rob, zoals ze hem noemt, was een lieve hartelijke man. Gul en genereus. Hij hield erg van voetbal en ging ’s zomers graag toeren met zijn scooter om dan onderweg ergens een uitsmijter te eten. Door een scooterongeluk raakte hij op een gegeven moment slecht ter been en moest verhuizen naar Harmelen. Zo raakte hij zijn contacten uit Overvecht een beetje kwijt en werd zijn wereldje steeds kleiner. Marian was blij dat ze hem na al die jaren bij toeval terugzag toen hij opgenomen werd in het revalidatiecentrum waar ze werkte. Hij heeft het niet gezegd, maar ze denkt wel dat het wederzijds was. Of hij van zonnebloemen hield? Niet dat ze weet. Wel van zijn hondje, Sendi. Die haalde hij jaren geleden uit het asiel toen hij haar buurman nog was in Overvecht. Gek was hij op dat beestje. Zelf vindt ze het rot dat ze niet bij de uitvaart kan zijn. Ze moet werken en in de vakantieperiode is het lastig diensten ruilen.
Ik bel Jan om de dingen te vertellen die ik te weten ben gekomen zodat hij een gedicht op maat kan schrijven voor Robbert Kok.

De uitvaart is op donderdagochtend om half tien. Ik wil vóór die tijd een zonnebloem kopen bij de bloemenkraam tegenover de ingang van Sint Barbara. Maar de stal is dicht. Vakantiesluiting. Dus loop ik met lege handen de begraafplaats op. Jan is er al. Vrijwel direct daarna komen Enid Schagen en de begrafenisauto met de kist de poort door. Enid is het gelukkig wél gelukt een zonnebloem te pakken te krijgen. Traag lopen we achter de auto aan. Twee van de vier dragers doen het waarschijnlijk voor het eerst. Het gaat smetteloos, maar een beetje onwennig en ze worden gesouffleerd door de langste van het stel die duidelijk veel ervaring heeft.

Op het pad kijken we soms achterom om te zien of er nog iemand aansluit: de huisvriend die Enid had gesproken en gezegd had te zullen komen, iemand anders die Robbert Kok heeft gekend. Maar niemand volgt ons. Alleen de rode kater van Sint Barbara trippelt over het grindpad, duikt tussen de struiken en is dan verdwenen.

Als de dragers de kist boven het graf gemanoeuvreerd hebben en zich hebben teruggetrokken heet Enid welkom, zegt kort iets over meneer Kok en geeft dan het woord aan Jan die zijn gedicht leest op de stille begraafplaats. Enid legt de zonnebloem (die de tuinman speciaal voor haar uit de tuin van Sint Barbara heeft gesneden, zo blijkt later) op de kist. Als de kist is afgedaald gooi ik bij gebrek aan bloem ten afscheid een handje zand in het graf. Dan lopen we zwijgend terug naar de uitgang.

Halverwege het pad komen ons twee mensen tegemoet. Met allebei een zonnebloem. Het is de huisvriend in het bijzijn van een vrouwelijke metgezel. Ja, ze stellen er prijs op als we mee terug gaan naar het graf en de ’dienst’ nog eens over doen. Dus Enid heet welkom en leidt in. En dan leest Jan opnieuw het gedicht.

Het is vreemd om twee keer afscheid van iemand te nemen, maar ook mooi. Omdat het de tweede keer heel anders voelt: veel minder eenzaam en verloren. Ditmaal is het gedicht niet alleen voor Robbert Kok, maar ook voor iemand die van hem gehouden heeft, iemand die verdriet heeft, iemand die hem mist.
Op de fiets naar huis zie ik wat ik op de heenweg niet zag: ze groeien in gemeenteperken, tuinen, parken en tegen gevels. Utrecht barst in augustus van de zonnebloemen.

 

Dorien Dijkhuis