Eenzame Uitvaart 6 juli 2022

Eenzame Uitvaart van M.B.H Nijhuis (1937 – 2022)
Sint Barbara, 6 juli 2022

Dichter van dienst: Ruben van Gogh
Verslag: Dorien Dijkhuis

 

Tijd om te gaan

Tijd om te gaan nu

en het bestaan achter je te laten,

zoals je wel vaker vreemde havens
achter je liet toen je nog de oceanen over ging.
Herinnering na herinnering mee aan boord, alleen
voor jou. Ergens je geboortegrond, ergens
een vrouw, een dochter: een doorleefd verleden
waarmee je een ligplaats in dit heden vond.

Wie herinnert zich dat nou — een oude, lieve
man liep zijn rondje, at zijn eitje af en toe
en schreef en tekende, en las het hoe
en waarom van de dingen die er waren, het leven

dat hij was. Oh, iemand zal je zeker nog denken
te zien lopen, een ander vraagt zich even af misschien
of die bijzondere man nog leeft, eerst nadrukkelijk,
maar dan langzaamaan vager en vager
zoals de horizon in lucht en water opgaan kan
aan de einder — maar als hij er nog is, waar is hij dan?

De aarde hier is als de oceaan van het bestaan —
ankers los, 1, 2, 3 in Godsnaam, tijd om weer te gaan.

 

Ruben van Gogh

 

Dinsdagmiddag, tegen vijven. Bijna avond al. Ruben krijgt een bericht van de gemeente: dat er morgenochtend om negen uur een eenzame uitvaart plaats zal vinden. Een oudere man, dhr M.B.H. Nijhuis, geboren op 22 oktober 1939 in Nederlands Indië. Overleden op 2 juli in het Diakonessenziekenhuis aan de gevolgen van covid. Zijn laatste woonadres bevindt zich op de Burgemeester Reigerstraat. Ruben belt met uitvaartleider Marlies Masereeuw, maar ook zij tast al twee dagen lang in het duister: het ziekenhuis geeft geen verdere informatie en bij de gemeente krijgt ze ook geen antwoorden, zelfs niet na twee keer eindeloos in de wacht te hebben gestaan. Wel is ze blij dat wij als Dichtersgilde alsnog zijn aangesloten, want ze had het verzoek voor een dichter twee dagen geleden al ingediend.

Maar we hebben dus niets. Niet eens een voornaam. Hoe schrijf je een gedicht voor iemand van wie je niet eens weet hoe hoe hij genoemd werd, hoe hij leefde, waar hij van hield? Wat voor werk deed hij? Had hij hobby’s? Wat maakte hem tot wie hij was? Vragen, vragen, vragen. En daaronder, knagend, nog een andere vraag, de vraag die telkens rijst wanneer we door de gemeente een Eenzame Uitvaart krijgen aangemeld: was deze persoon wel echt eenzaam? Of je een Eenzame Uitvaart krijgt, wordt door de gemeente bepaald. Het heeft met protocollen te maken, boxen die worden afgevinkt, vaak ook met geld, helaas. Maar een Eenzame Uitvaart krijgen, betekent niet dat de overledene ook daadwerkelijk eenzaam wás. Sterker: uit ervaring weten we inmiddels dat de meeste Eenzame Uitvaarten helemaal niet eenzaam zouden hoeven zijn. Mits er maar íemand in het hele proces ietsje meer moeite zou doen om nabestaanden op te sporen. En nabestaanden, dat zijn niet alleen partners, familieleden of kinderen die de rekening voor de uitvaart kunnen betalen, maar ook: kennissen, vrienden, buren. Iemand heeft wellicht geen familie, maar iedereen heeft buren. En ook die verdienen het in de gelegenheid te worden gesteld om afscheid te nemen. Ook dat is onderdeel van een waardig afscheid van een mensenleven.

Ruben biedt aan het gedicht te schrijven. Hij moet snel aan de slag, want de begrafenis is morgenochtend al. Het liefst zou ik op de fiets springen om langs het pand te rijden waar meneer Nijhuis mogelijk woonde. Gewoon om te kijken of er mensen zijn die hem kenden, die ons verhalen kunnen vertellen. Maar ik ben niet in Utrecht. Dan maar langs via Street View: een bovenwoning. Dichte witte gordijnen. Geen glimp van spullen in de vensterbank, geen deel van het interieur, geen enkel spoor dat iets van meneer Nijhuis’ leven zou kunnen prijsgeven.

Inzoomen. Uitzoomen. Er zit een eetwinkel onder het pand. Ze delen hetzelfde portiek. Ik draai het nummer dat ik via google vind. Het meisje dat opneemt zegt dat ze meneer Nijhuis niet kent, maar dat er meerdere huurders boven de winkel wonen. Ze is zo aardig om even voor me te gaan aanbellen. Tien minuten later word ik gebeld door Noël Romijn. Hij is geschrokken en aangedaan. Meneer Nijhuis, die Max van zijn voornaam heette, was zijn buurman. Net als Noël huurde Max Nijhuis er een studio. Ze groetten elkaar in het voorbijgaan. Volgens Noël had meneer Nijhuis in de zeevaart gewerkt. Hij had hem vorige week gevonden en de ambulance gebeld, nadat de eigenaar van de eetwinkel alarm geslagen had dat ze hem al een tijdje niet had gezien. Toen meneer Nijhuis niet antwoordde op zijn kloppen, maar er wel een moeizaam ademhalen uit zijn kamer kwam, besloot Noël naar binnen te gaan. Meneer Nijhuis lag op zijn bed, heel benauwd, niet in staat om te spreken. Aangezien hij geen familie was, kreeg Noël niet te horen naar welk ziekenhuis ze hem brachten, ook mocht hij zijn gegevens niet bij hen achterlaten als contactpersoon. In de dagen erna belde hij alle ziekenhuizen in de omgeving om te achterhalen waar meneer Nijhuis was gebleven, maar vanwege privacyredenen wilde niemand hem die informatie verstrekken. Zo komt het dat hij, nu ik hem bel, pas weet dat meneer Nijhuis niet meer leeft en morgenochtend begraven zal worden.

Ik bel Loes, de eigenaar van de eetwinkel. Ze vertelt dat een klant van haar meneer Nijhuis had zien lopen en vond dat hij er slecht uitzag. ‘Scammy’ noemde ze hem. Die klant kende hem nog van vroeger en had geopperd dat hij naar de dokter moest gaan, maar dat wilde hij niet. Toen Loes hem vervolgens twee dagen niet zag, kreeg ze argwaan en besloot ze aan te bellen bij de bovenburen. “Hij was altijd heel vroeg op”, zegt ze. “Dan liep hij een rondje in de buurt. Aangezien ik hier ook vroeg begin in de winkel, zag ik hem altijd langslopen. We groetten elkaar en soms kwam hij een gekookt eitje bij ons kopen. Dat staat niet op de kaart, maar voor hem maakten we een uitzondering. Het was een heel lieve man.” Loes brengt een aantal andere buurtbewoners op de hoogte van zijn overlijden voor het geval ze morgen afscheid willen nemen. Meneer Nijhuis was een stille man, maar geen onbekende in de buurt.

Noël is inmiddels de kamer van meneer Nijhuis binnengegaan om te kijken of hij iets kan vinden voor het gedicht dat Ruben moet gaan schrijven. Bliepbliep, de ene na de andere foto komt op mijn telefoon binnen via whatsapp: jeugdfoto’s in Indonesië dat toen nog Nederlands-Indië heette; een trouwkaart, zeekaarten, tekeningen, aantekeningen, zeevaartparafernalia… Het is alsof je traag een camera scherp stelt. Langzaam krijgen we beeld: een Indische moeder, een Hollandse vader, een zusje misschien, een baan bij de Marine, een trouwdag in 1965, mogelijk een dochter. Ik stuur alles door naar Ruben. Hoe meer info hoe beter. Want hoe meer informatie, hoe meer Ruben het gedicht speciaal voor meneer Nijhuis kan schrijven. Dat is wat we willen met de Eenzame Uitvaart: een gedicht schrijven dat kan fungeren als een soort monument voor iemands leven: een uniek mensenleven.

Om twaalf uur ’s nachts mailt Ruben me het gedicht. Ik ben er stil van. Omdat hij het in zo korte tijd heeft weten te maken, maar vooral omdat het mooi en troostrijk is. Het doet niet alleen recht aan meneer Nijhuis, maar het zal de mensen die morgen wellicht naar zijn uitvaart komen, ook zeker troost bieden.

De volgende ochtend schijnt de zon. Noël staat al klaar bij de ingang met een bos bloemen. Namens de huisbaas meldt zich Josie. Ook zij heeft bloemen bij zich. Even voor negen uur komt de begrafenisauto aangereden. We volgen begrafenisleider Marlies Masereeuw en de auto met de blankhouten kist waarin meneer Nijhuis ligt naar het veldje waar we inmiddels al zo vaak zijn geweest: het ‘armenveldje’ zonder grafstenen. We maken plaats voor de dragers die de kist van de baar halen en hem boven het graf laten zakken. Ruben en Josie leggen hun rozen op de kist. Noël spreidt zijn bos over de hele lengte van de kist uit zodat meneer Nijhuis onder een deken van bloemen komt te liggen. Daarna legt hij er een woestijnroos bij, een zandkleurige gipskristal van woestijnzand.

Ruben leest zijn gedicht. Het klinkt mooi en troostend op de verder lege begraafplaats. Daarna nemen we afscheid van meneer Nijhuis met een buiging en gaan we op weg naar de uitgang. Noël is blij dat ik hem belde, zegt hij. Hij is blij dat Max een waardig afscheid heeft gekregen en dat hij erbij kon zijn. Als hij het pas achteraf had gehoord, zou hij dat heel verdrietig hebben gevonden. De woestijnroos had hij een paar dagen geleden in een opwelling in een winkeltje in Den Haag gekocht, zegt hij. Nu pas weet hij dat hij híervoor was. Om een man die over de wereld heeft gereisd te vergezellen in de aarde waarin hij voor de laatste keer voor anker gaat.

 

Dorien Dijkhuis