Het lied der twaalf doden
In 1943 werd in Utrecht de illegale rijmprent „De Achttien Dooden” gedrukt, met het beroemde gedicht van Jan Campert, de vader van Remco Campert. De rijmprent werd verkocht om het onderduiken van 400 Joodse kinderen te financieren. Het Utrechts Kindercomité, een groep studenten, regelde dit met gevaar voor eigen leven. Ter gelegenheid van 70 jaar bevrijding maakte Alexis de Roode een remake van „De Achttien Dooden”, waarin Stéphane Charbonnier, de gestorven hoofdredacteur van Charlie Hebdo, aan het woord komt. Er is een rijmprent van het gedicht gedrukt in bibliofiele oplage (zie illustratie) .
Het lied der twaalf doden
Een blad papier, twee pennen lang
en nauw twee pennen breed
is soms de hele wereld waar
een mens zich veilig weet.
We waren vrij op het papier,
we hebben storm gezaaid.
We waren met z’n twaalven
toen we neer werden gemaaid.
Ik wist hoe kostbaar vrijheid is
en wat de prijs kon zijn.
Ik koos ervoor te kwetsen
wat onschendbaar wilde zijn.
Mijn liefje laat ik achter in
de oorlog van het nu.
Ik stierf omdat ik tekende,
niet gumde, sodeju.
Wanneer de vorige oorlog was?
Er lopen er nog rond.
Zij weten nog wie stierven toen,
vermoord op eigen grond.
Een dief stal onze stem
en doodde kinderen van twee.
De dapperen verzetten zich,
de massa zweeg, boog mee.
De clandestiene drukpers
echter zaaide ‘t vrije woord
in Frankrijk en ook Nederland,
zo heeft mijn geest gehoord.
Een illegale rijmprent
financierde levens daar:
vierhonderd Joodse kinderen,
de trein stond voor ze klaar,
Gered door wat studentjes,
net de twintig gepasseerd.
Het Utrechts Kindercomité
heeft alles geriskeerd:
met kinderwagen over straat
om baby’s weg te rijden,
uit Amsterdam naar Utrecht toe.
De dood was niet te mijden.
Hoe kon ik als volwassen man
van zesenveertig jaar
dan buigen voor het schreeuwen
van zo’n halve martelaar.
De vrijheid van het woord is niet
chantabel of te geef.
En liever stierf ik bang rechtop
dan dat ik knielend leef.
Ik moet nu door, naar boven toe.
Daar zie ik straks diegenen
die eenzaam stierven in hun cel,
de schrijvers die verdwenen.
Ach, geef ze in hun cel een pen,
een woord dat vrijheid vindt.
Mijn geest vliegt weg, een blad papier
gedragen door de wind.
Alexis de Roode