• Home
  • Over het Gilde
  • De dichters
    • Hanneke van Eijken
    • Ruben van Gogh
    • Jan van der Haar
    • Baban Kirkuki
    • Karin Lachmising
    • Fred Penninga
    • Els van Stalborch
    • Erelid: Ingmar Heytze
  • Stadsgedichten
  • Projecten
  • Utrecht en Eenzame Uitvaart

Stadsgedicht Jan van der Haar

Ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van winkelcentrum Hoog Catharijne
(1973-2023) in Utrecht schreef Jan van der Haar eind 2023 onderstaand stadsgedicht:

Hoog Catharijne: 1973 – 2023

Hoog Catharijne lijkt een hippe meid van vijftig
jaar oud. Ze had aanvankelijk een verwoestende
uitwerking op haar omgeving, maar heeft die later
meer dan goed gemaakt. Ze straalt en is van alle
markten thuis als een gelifte winkeldochter – was
het grootste overdekte shoppingcenter van Europa.

Tienduizenden bezoekers onthaalt ze per dag, alleen
al omdat Utrecht Centraal als een herdershond naast
haar ligt. Maar dat Eden kende ook een twistappel:
in een tunnel klonterden koopgrage lieden bij elkaar
om te dealen met spuiten, sneeuw en halfjes bruin.
Hoog Catharijne put uit haar make-updoos. Taxi’s

wachten naast de grootste fietsenstalling van Europa.
HC verbeeldt ons oude continent aan de Mariaplaats.
Wij wensen haar over 50 jaar een mooi eeuwfeest toe!

Jan van der Haar

Eenzame Uitvaart van mevrouw A. van Tiggelen, 16 juni 1953 – 6 januari 2024

11 januari 2024, St. Barbara, Utrecht

 

Dichter van dienst: Alexis de Roode
Verslag: Anne Broeksma / Alexis de Roode

 

Niet alleen

In memoriam Ati van Tiggelen (1953-2024)

Weinigen die alleen de aarde in gaan,
hebben haar alleen bewandeld.

Gestorven is geborgen, heen is compleet.
Voor wie is een Uitvaart Eenzaam?

Niet voor Ati die haar lichaam verliet.
Daarvóór was haar leven vol mensen.

Eenzaam? Wie weet. Ze had een vriend,
een flat vol buren, een kerk vol wensen.

En familie? Daarover zwijgen we, zoals zij.
In de gang stonden Maria en Jozef haar bij.

Niemand kent de erkers van het hart
zo goed als de heiligen, in wie ze geloofde.

Nadat het licht in haar ogen doofde,
had ze vast liever een gebed dan een gedicht gehad.

 

VERSLAG

Met twee witte rozen lopen we begraafplaats St. Barbara op. Het is half tien en het vriest. Strakblauwe lucht, de winterzon neemt weinig kou weg. Twee dames van middelbare leeftijd staan warm ingepakt in de buurt van het hek. Toch nog. Nichtjes. Ze horen bij een 80-jarige halfzus en haar man die ook aanwezig zijn. Met elkaar, een groepje van vijf, zijn ze de enige familieleden die Ati van Tiggelen, op 70-jarige leeftijd plotseling in de nacht overleden, nog had. Ze hadden haar al tientallen jaren niet meer gesproken of gezien. Toch zijn ze vanochtend om zeven uur in de auto gestapt, in Roosendaal, om hier op tijd in de kou te staan en Ati een laatste eer te bewijzen.

Op 8 januari krijgen we bericht van de gemeente, maar na bellen met de uitvaartonderneming weten we nog nauwelijks iets. Mevrouw Van Tiggelen belde om 1 uur ’s nachts de huisartsenpost (pijn in haar buik, horen we later) maar die kwam te laat – waarschijnlijk was er niks aan te doen geweest. De politie heeft de deur geopend en haar gevonden. Naast de halfzus in Roosendaal zijn er geen nabestaanden bekend. Wat we wel hebben is een adres, dus bellen we aan bij de buren in een appartementencomplex in Transwijk. Van anonieme zeventigjarige vrouw verandert Ati ineens in een mens, een verhaal: stevig gebouwd was ze, met kort grijs haar, netjes, sociaal en de hele dag in de weer met het christelijk geloof. Dagelijks ging ze naar de hoogmis, bij verschillende kerken. Soms zat ze uren te bidden bij het klooster Cenakel in Zuilen, bij de zusters van de Eeuwigdurende Aanbidding, die elkaar dag en nacht afwisselen in een gebed dat geen seconde stilvalt.

We horen dat via haar Surinaamse buurman. Hij was nog bij het klooster gaan kijken, of zij iets wisten. Hij kende haar goed en als hij zich per ongeluk had buitengesloten mocht hij altijd via haar huis naar het balkon om weer binnen te komen. Een andere buurman, Abdel, sprak haar ook regelmatig. Mevrouw Van Tiggelen rookte shag, meestal binnen, maar ook wel met Abdel op de galerij. In coronatijd heeft hij haar een keer geknipt met de tondeuse en ook hielp hij met technische klusjes, zoals het instellen van de tv-kanalen. Zij gaf zijn kinderen snoepjes of speelgoed, bracht een kaartje met Kerst langs. Hij is aangedaan door het nieuws.

Via de buurman horen we dat ze een vriend had, in Lombok, en krijgen zijn nummer. De vriend blijkt op de hoogte, hij heeft het die ochtend van de politie gehoord. Via de telefoon laat hij weten dat ze elke dag met elkaar belden. Alleen het gespreksonderwerp ‘familie’ was taboe. Al twintig jaar gingen ze met elkaar om, al was het meer een vriendschap dan een liefdesrelatie. Naar de uitvaart kan hij niet komen, hij is 76 en durft het niet goed aan met zijn gezondheid. Hij weet het nieuws ook nog maar één dag.

De jonge Ati werkte vanaf haar achtiende tot haar zesendertigste in de verpleging, tot ze genoeg kreeg van de nachtdiensten. Sindsdien had ze een uitkering en stonden haar dagen vooral in het teken van geloof: radio- en tv-programma’s, bidden in kloosters en kerken. Ze hield ook van fietsen en maakte in de zomer lange tochten in haar eentje. Bovendien werkte ze als vrijwilligster in een hospice. Haar vriend en de buren hadden wel gemerkt dat ze zich de afgelopen maanden wat meer terugtrok, iets geslotener was.

De begrafenisauto is gearriveerd en we kijken toe hoe de blankhouten kist op een baar met wieltjes wordt gezet. De oudere halfzus en haar man zijn drie keer in Lourdes geweest, en nu hebben ze een gedicht uit uit Lourdes voor Ati meegenomen. We spreken af dat de dichter eerst gaat, en dat zij afsluiten. Een nicht zal het voorlezen.

Met koude handen ondanks de handschoenen lopen we als klein groepje achter de kist aan, naar het gemeentelijke veld. Een snip vliegt voor de zon langs, en dat in de stad. Alexis leest zijn gedicht en eindigt met het Onze Vader, omdat Ati vast liever een gebed had dan een gedicht. Dan volgt het gedicht uit Lourdes, ook een soort gebed. Het metalen kruisje dat op de kist ligt, mag de halfzus meenemen. Zo is het goed. Wat schepjes aarde en samen met de bloemen uit Roosendaal en onze witte rozen daalt de kist in bevroren grond. Het kleine gezelschap rijdt terug naar het zuiden. We passeren de poort, de dag begint.

Stadsgedicht Alexis de Roode

Na vele jaren getouwtrek komt er nu toch een gebouw in Utrecht dat de competitie met de Dom wil aangaan: de 140 meter hoger woontoren MARK, van consortium KEES. Het complex bestaat uit drie flats en wat laagbouw en komt te staan in Leidsche Rijn. Alexis de Roode vindt het maar niks en schreef er een hekeldicht over dat ook in DUIC werd gepubliceerd.

 

Gebouw MARK. Van consortium KEES.

Aan de rand van de stad
komt nu een flat van 140 meter hoog,
die MARK moet heten. Zeker een hommage
aan het geestelijk gat dat dertien jaar ons land opvrat?

Na vier letters was de visie op.
MARK. Van KEES. LEEG. Een 140 meter hoge rekensom.
Een stapel bankbiljetten hoger dan de Dom.
Kees zette de computer aan en overwon.

Daar moet Utrecht straks trots op zijn:
betonplaten op elkaar stapelen,
dertig meter hoger dan het ragfijn staketsel van de Dom.
Zoveel zijn we opgeschoten in 640 jaar.

Indertijd bouwden we kathedralen,
singels, grachten van tijdloze schoonheid,
waarin de werkmanshand een ziel aanbracht.
Nu regeert het machinale.

Als je hoger dan de Dom wilt gaan,
doe dan iets wat er qua klasse naast kan staan.
Maar we krijgen drie flats op een rijtje.
Een goddeloos drie-eenheidje.

Dat moet dan “iconisch” heten.
Doen alsof het groen is bovenop
met een afgedankte kas, bomen in potten
en varens die langzaam de aarde vergeten.

De Dom, in diepe rouw,
kijkt straks uit op een 3D-geprint gebouw,
door en voor robots:
het Graf van de Onbekende Architect.

(Door computers werd hij genekt.)
Over Leidsche Rijn trekt een betonnen mist.
Ooit was bouwkunst kunst.
De Dom kijkt naar zijn kist.

 

Alexis de Roode

Project OurStories

Tussen 2017 en 2023 heeft het Gilde meegewerkt aan het project OurStories van Stichting AllOne. Hierbij zijn o.a. gedichten gemaakt op basis van verhalen van vluchtelingen en wijkbewoners. Er is een expositie “Gedachten lezen” met gedichten op borden gemaakt die jaren heeft rondgereisd. Met gedichten van:

  • Els van Stalborch
  • Fred Penninga
  • Baban Kirkuki

De resultaten zijn hier op video te bekijken.

 

Stadsgedicht Els van Stalborch

Els van Stalborch maakte een stadsgedicht voor Stichting Troost en Stichting  Humanitas, rond het thema “Rouw en Vieren”. Haar gedicht werd op een poster gedrukt en was twee weken op een expo op het Domplein te zien. Zie hieronder de poster en het gedicht:

Wat is het toch
dat rouw zo eenzaam maakt
en moeizaam samen,
je hart staat op een kier
en niet gezien,
woorden hangen als
verdroogde bloemen
aan een lint, mengen zich
met liefde en met pijn.

Wat is het toch
dat dromen soms zo wakker zijn ,
verschoten beelden striemen
als kiezels in je mond,
het kaarsje dat je brandt
een stille vraag naar hoe,
een hand was geen land
om in te wonen,
er is geen weg terug.

Wat is het toch
dat liefde en gemis als vleugels
zijn en gaatjes prikken in je rug,
soms vlieg je naar de zon,
soms val je diep, soms
zingt een vogel de stilte
open en kun je vieren
wat is geweest en
wat nog is.

Els van Stalborch

Eenzame uitvaart van de heer Adrianus Robbie Stalp, 1946 – 2023

11 december 2023, St. Barbara, Utrecht

Dichter van dienst: Ruben van Gogh
Verslag: Alexis de Roode / Anne Broeksma
Met dank aan Rineke van Meteren.

GEEN BESTEMMING MEER
voor Adrianus Robbie Stalp, 07/4/1946 Bussum – 04/12/2023 Utrecht

De tachograaf van je leven geeft aan
dat de tijd gekomen is om voorgoed te rusten
Geen ritten meer langs verre kusten
Geen boeken die nog ongelezen wachten
Jarenlang bestond de door jou geziene
wereld zoals die zich ontvouwde voor je cabine,
zocht je je bestemming in gedachten,
hoewel je daar maar zelden over sprak.
In jezelf teruggetrokken, heet dat dan,
terwijl je zoveel grenzen overstak
overal en nergens thuis,
de sterrenhemel je vertrouwde dak.
Het rijden en rusten gingen zoals voorgeschreven,
zo verliep die etappe van je leven.
Er waren dieren en thuis je vriendin,
die tenslotte in een groot vergeten ook zichzelf vergat
en zo haar eindbestemming vond. Er waren twee
broers waar je geen contact mee had.
Toch was er nog een enkeling,
die met je tot het einde ging,
een laatste weg die op geen wegenkaart getekend staat,
maar die iedereen moet gaan.
Er waren nog obstakels op die weg,
maar je passeerde ze zoals je dat
wel vaker had gedaan
en kwam voor altijd aan.

 

VERSLAG

De Eenzame Uitvaart is vaak gelukkig iets minder eenzaam dan hij klinkt en dat is deze keer ook het geval. Behalve de uitvaartleider, drie medewerkers van de uitvaartonderneming, de dichter en de verslaggever blijken er zes kennissen en buurtgenoten van de overledene te zijn gekomen op deze grijze decemberdag waarop het gelukkig droog blijft. Het hart van het groepje buurtbewoners is mevrouw Rineke van Meteren, die nog het meest contact had met de overledene. Zij kende Rob Stalp via haar man, net als de heer Stalp eigenaar van een autobedrijf. Rineke van Meteren heeft dertig jaar ervaring in de thuiszorg en vanuit die ervaring stond ze de ex-collega van haar man een beetje bij. Wie zonder kind of kraai naar het einde toe moet, kan soms zomaar een engel op zijn pad vinden.

Rob Stalp was een grote dierenvriend. Hij had vroeger schapen en een herdershond gehad, en tot kort voor het einde nog een kat. Zijn beroep was eerst vrachtwagenchauffeur en later had hij een eigen autobedrijfje in Portengen (bij Kockengen). Hij wist en las veel: boeken in het Engels over allerlei onderwerpen, over de wereld, over dieren. Van Europa had hij als vrachtwagenchauffeur ook veel gezien. Hij zat vol verhalen, maar over emoties praatte hij niet. Het was een koppige man die het liefst zweeg over problemen.

Familie zag meneer Stalp niet meer. Hij had twee broers gehad die hij waarschijnlijk al tientallen jaren niet meer sprak. Wel had hij lange tijd een vriendin gehad waarmee hij samenwoonde. Zij werd drie jaar geleden voor zijn overlijden helaas dement en kwam in een verzorgingshuis terecht. Meneer Stalp vond het maar niks dat ze daar zat en had het gevoel dat het ten onrechte was.

In de laatste zeven maanden van zijn leven kreeg meneer Stalp prostaatkanker en problemen met zijn hart. Hij zweeg hierover, deed liever alsof het niet bestond. Rineke van Meteren ging met hem mee naar het ziekenhuis en zat bij de gesprekken met de artsen. De behandelingen sloegen helaas niet aan. Hij besloot daarom op een gegeven moment te stoppen met de behandeling en verder te leven. Op den duur moest hij op krukken gaan lopen, omdat zijn benen het begaven.

Ongeveer een maand voor zijn overlijden merkte mevrouw Van Meteren dat zijn huis wel erg vervuild raakte en dat hij minder goed voor zichzelf kon zorgen. De thuiszorg kwam wel bij hem langs, maar leek erg weinig te doen. In die tijd ging de kat dood en de heer Stalp zei op zeker moment door de telefoon dat de dode kat nog gewoon in huis lag en dat hij honger had. Rineke schrok van wat ze aantrof en schakelde snel de instanties in, die hem uit het huis haalden en overbrachten naar het hospice Careyn.

Dankzij het ingrijpen van Rineke van Meteren heeft Rob Stalp nog zo’n anderhalve week netjes verzorgd in Careyn kunnen zitten, voor hij stierf. In die laatste periode ging zij nog een keer samen met een vriendin bij hem op bezoek, ze hadden een hond meegenomen. Die hond was meteen gek op meneer Stalp, die er zelf ook helemaal van opleefde. Hij kwam overeind en werd door de hond gelikt. Niet lang daarna is hij overleden.

Als het moment van de teraardebestelling is gekomen, heet de uitvaartleider van St. Barbara, Ronald van Overbeek, de aanwezigen welkom en vraagt of iemand nog iets wil zeggen. Op dat moment komt er een hele stoet brandweerwagens voorbij rijden, minutenlang horen we alleen de sirenes van de brandweer, als een laatste eresaluut. Daarna neem Ruben van Gogh, de dichter van dienst, het woord en draagt zijn gedicht voor. De dragers laten de kist neer en de aanwezigen kunnen ter afscheid langs de groeve lopen, er eventueel nog een handje aarde in werpen. Daarmee is de plechtigheid ten einde. Bij de uitgang van de begraafplaats praten de buurtgenoten nog eventjes na.

Stadsgedicht Karin Lachmising

Karin Lachmising schreef in november 2023 een gedicht over de grondwet, bij de campagne ‘Iedereen aan zet met de grondwet’.

De grondwet bestaat 175 jaar en dit werd in november gevierd in Utrecht met de start van de campagne ‘Iedereen aan zet  met de grondwet’. De campagne heeft tot doel de Nederlandse jeugd, in de leeftijdscategorie van 9 tot 13 jaar, meer bewust te maken van de Nederlandse grondwet. De campagne  voor de kinderen draagt  bij aan het vergroten van hun betrokkenheid en het in gesprek gaan over onze grondwet:

* de rechten die er in staan;
* een artikel waarvan je vindt dat het erin moet;
* waarom artikel 1 het eerste en heel belangrijke artikel van deze grondwet is, met haar nieuwste toevoeging: “Discriminatie op basis van de seksuele geaardheid of beperking is verboden”.
Het project is een initiatief van Artikel 1 Midden Nederland en stichting Vreedzaam.

Stadsgedicht van Ruben van Gogh

Tijden het evenement ¨25 jaar Cultuur in 25 jaar Leidsche Rijn¨ kreeg Riek Bakker, die als rijksbouwmeester tekende voor het ontwerp en realisatie van Leidsche Rijn. de Zilveren Stadsmedaille uitgereikt uit handen van burgemeester Sharon Dijksma. Ruben van Gogh van het Utrechts Stadsdichtersgilde schreef voor die gelegenheid het stadsgedicht Leidsche Rijn 25 jaar, welke aan de ruim 200 bezoekers werd uitgedeeld

 

Stadsgedicht Anne Broeksma

Op 6 augustus 2023 droeg Anne Broeksma haar stadsgedicht voor Joke Smit voor. Joke Smit speelde een belangrijke rol bij het aanjagen van de Tweede Feministische Golf eind jaren zestig (bekend van o.m. het essay ‘Het onbehagen bij de vrouw’) en ter ere van haar 90e verjaardag (als ze niet al in 1981 overleden was) werd er een gevelsteen voor haar onthuld op het Joke Smitplein. Anne is sinds kort trotse bewoner van het plein en droeg haar gedicht voor in het bijzijn van feministe Hedy D’ancona, burgemeester Sharon Dijksma, familie van Joke Smit en pleingenoten.

 

Zonder Joke Smit

er zit een meisje in de geschiedenis opgesloten
zwart-wit staart ze uit haar raam
en droomt van groene vlekken op een kaart
van dansen, zingen, drinken
ze wil de hele wereld in haar lijf
laten weerklinken
weet nog niet dat ze straks vrouw zal zijn
en gevangen daar gelijk aan staat

kon ik haar maar uit het antieke kamertje schudden
zodat ze weg kan sluipen uit de idealen van een ander
die haar binden aan materie, huizen
geen kans alleen te zijn met boeken
wat heldere gedachten, eigen geluiden

ze zit me dwars, ’s nachts voel ik haar onrustig woelen
omdat ik precies dat meisje was
als ik in het Nederland van vóór Joke Smit
ter wereld was gekomen
de geschiedenis is een universum
vol gebroken meisjesdromen

Anne Broeksma

 

Foto’s door Jim Terlingen

Eenzame uitvaart van dhr. Willem van Kampen (1944 – 2023)

13/9/23, St. Barbara, Utrecht

Dichter van dienst: Jan van der Haar
Verslag: Dorien Dijkhuis

Van cijfers naar letters

9: Uw achternaam telt negen letters. U bent negenenzeventig
geworden. Uw huisnummer was 54, opgeteld dus negen.
Veel meer is niet te rekenen op deze numerologische
wijze, maar we weten weinig over u. Wat zegt de negen?
Die is krachtig, ruimdenkend, sociaal en heel veel moois,
die wordt gesymboliseerd door brons en door dolfijnen.
U woonde in een fraaie flat die in 2005 werd opgeleverd in
Leidsche Rijn. U was toen eenenzestig. U koos ervoor
te leven in een jonge nieuwbouwbuurt met heel veel jeugd.
Daar trok u zich aan op, daar werd u blij van en daar keek u
graag naar. Met uw halfzus in Amsterdam was de relatie niet
best. En verder zullen er geen vrienden komen op uw uitvaart.
De weinigen zijn al dood: het resultaat van hoge ouderdom.
Uw begin, waarnaar werd uitgezien, staat niet in verhouding tot
uw einde. Dat zich jammerlijk voordeed in het kleinste kamertje
van het huis. Het is alsof je in Pompeï in de as wordt verrast door
de uitbarsting van de Vesuvius, door archeologen wordt ontdekt.
De mensen van de thuiszorg hebben u netjes gewassen, opgebaard.
En nu zwaaien wij, een klein kuddeke, u uit: Behouden vaart…

//

Op maandagmiddag komt er een mailtje binnen van Barbara Uitvaart: in Leidsche Rijn is op 8 september meneer Willem van Kampen overleden. Er is niet veel over hem bekend. De thuiszorg, die ’s ochtends voor een dichte deur stond, had de politie ingeschakeld. Na forcering van de deur troffen agenten meneer van Kampen dood aan op het toilet. Voor zover uitvaartondernemer Alice Rijnhout heeft kunnen nagaan is er geen partner en zijn er geen kinderen. Van de thuiszorg heeft ze vernomen dat er een halfzus in Amsterdam is, maar dat meneer van Kampen geen contact met haar had. Het zal dus een Eenzame Uitvaart worden.

Er is, zoals bijna altijd met Eenzame Uitvaarten, weinig tijd. Jan van der Haar, die zich gemeld heeft als Dichter van Dienst, gaat direct met het gedicht aan de slag. Ik reis via Google Streetview door de Edmond Audranstraat, de straat waar meneer van Kampen woonde, in de hoop een glimp van zijn interieur op te vangen of misschien zelfs van hem zélf. Met de tijdfunctie op Google Maps kan ik reizen in de tijd. In oktober 2009 is het grootste deel van deze wijk nog weiland. De flat van Wim van Kampen staat er dan al wel. Met reuzenpassen sjees ik naar het heden. In sneltreinvaart verrijzen huizen, flats en straten. Op de recentste beelden, van vorige zomer, ligt de Edmond Audranstraat zinderend in de zon. Spiegelende ramen, dor gras, blikkerende autodaken. Geen mens op straat. Iedereen schuilt tegen de hitte. Op één van de opritten een klein meisje in zomerjurk met step. Hier woonde meneer van Kampen, een heer op leeftijd alleen, in een nette flat met kindertekeningen van krijt op de gevel.

Jan denkt dat Wim van Kampen niet echt eenzaam was. Waarom zou je er op je eenenzestigste ánders voor kiezen in Leidsche Rijn te gaan wonen, een nieuwbouwwijk die barst van de jonge gezinnen met kinderen? Het is op de een of andere manier een troostrijke gedachte: er komt dan misschien niemand op zijn begrafenis en hij was dan misschien wel alleen, maar dat is iets anders dan eenzaam.

Op woensdagochtend 13 september schijnt de zon. Gelukkig, want er was na een volle week zomer regen voorspeld voor vandaag. En als er iets is dat een eenzame uitvaart nog triester maakt dat hij al is, is het slecht weer. De vier studenten in pak die de kist zullen dragen, wachten aan weerszijden van de poort op de begrafenisauto. Vogels fluiten in de bomen. St. Barbara baadt in het licht.

Als de auto met de blankhouten kist arriveert, gaat Alice Rijnhout voorop. Achter de auto volgen de dragers en Jan en ik sluiten de rij. De dragers tillen de kist uit de auto. Daarna lopen we achter de kist aan naar het veldje waar we al zo vaak zijn geweest: het ‘armenveldje’ zonder grafstenen, met plastic naambordjes die uit de aarde steken alsof ze de namen van exotische bomen in een hortus botanicus aangeven. Ik kijk af en toe om in de hoop iemand te zien die toch nog afscheid komt nemen. Maar het pad blijft leeg.

De dragers manoeuvreren de kist boven het graf, draaien een kwartslag en buigen eerbiedig voordat ze het veld verlaten. Jan leest zijn gedicht voor. Over het leven en de levendigheid waar meneer van Kampen ongetwijfeld van hield en over de eenzaamheid die ons aller lot is, wanneer het ons ‘gegeven’ is zo oud te worden als hij.

Ik leg een witte kurkumabloem op de kist, bij de twee rode rozen van de uitvaartondernemer. Achter de bomen en hagen die de begraafplaats omzomen, raast het verkeer over de Biltstraat en Waterlinieweg. Hier stilte, daar reuring. Daar leven, hier dood.

Een bij vliegt aan en strijkt neer op een van de rozen. Het is alsof ze een laatste groet brengt aan meneer van Kampen. Wanneer ze opstijgt en terugvliegt naar de bijenkasten die ergens in het groen rond de begraafplaats staan opgesteld, wordt de kist langzaam in het graf neergelaten. Ik gooi een schep zand op de kist. Dof ploft het op de houten deksel. Ook Jan schept wat zand. Dan lopen we terug naar de uitgang en praten nog even na met uitvaartondernemer Alice.

De dragers, die hun statige pakken en hoeden inmiddels hebben verruild voor spijkerbroeken en T-shirts, springen op hun fietsen, rijden de poort door, de weg op, de stad in.

 

< 1 2 3 4 5 >»

Het Gilde inschakelen?

Het Utrechts Stadsdichtersgilde bestaat in 2023 uit 10 professionele dichters. Naast de Stadsgedichten die in opdracht van de gemeente worden geschreven of voor de Eenzame Uitvaart, schrijft het Gilde ook regelmatig gedichten voor andere opdrachtgevers in Utrecht. Indien u de stad of een specifieke gebeurtenis wilt verrijken met een gedicht op maat, kunt u altijd contact opnemen met het Gilde. U bent vrij om een dichter van uw keus rechtstreeks te benaderen, maar indien u niet goed weet welke dichter bij u past, kunnen wij voor u bemiddelen. In bijzondere gevallen zal het gedicht gefinancierd kunnen worden uit het budget voor Stadsgedichten, in andere gevallen kan een passende vergoeding afgesproken worden. De tarieven voor een gedicht op maat zijn afhankelijk van de aard van de opdracht en de dichter die deze uitvoert.
Contact:
editor(at)stadsdichtersgilde(punt)nl.

Volg ons ook op Facebook:
www.facebook.com/stadsdichtersgilde.

Nieuw op de site

  • Stadsgedicht, Ruben van Gogh 
  • Eenzame Uitvaart, Jan van der Haar 
  • Stadsgedicht Jan van der Haar
  • Gedichtendag in de poezieweek
  • Stadsgedicht Els van Stalborch

Onze Schrijvers

Recente stadsgedichten:

  • Stadsgedicht, Ruben van Gogh 
  • Eenzame Uitvaart, Jan van der Haar 
  • Stadsgedicht Jan van der Haar
  • Gedichtendag in de poezieweek
  • Stadsgedicht Els van Stalborch

Lees gedichten van:

  • Alexis de Roode
  • Baban Kirkuki
  • editor/webmaster
  • Ruben van Gogh

Soorten gedichten

  • Nieuws/optredens
  • Stadsgedichten
  • Utrecht en Eenzame Uitvaart

↑

© 2016 Alle rechten voorbehouden - webdesign: Elephant sees Elephant