Gedicht voor de verkiezingen provinciale staten en waterschappen 2023
Verzamelaar
Een stem krult zich op tot een rode stip
als de ochtendzon over een sneeuwlandschap
met hekjes, slootjes, een kudde schapen
graast aan de randen van je zicht
met ingevouwen vleugels, als bloembladen
landt het papier
op de stemmen onder zich, tot weer een nieuwe stem
een nieuwe stem toedekt
draagt een vraag
of een stilte met zich mee
soms is er trots, woede, een roep
en jij waakt over de stemmen
de verzamelaar van fluisteringen
je stapelt nieuwe dagen tot het buiten donker is
Hanneke van Eijken
Utrechts Stadsdichtersgilde
RECTIFICATIE
In de fraai vormgegeven Utrechtse Gedichtenkrant (een initiatief
van het Utrechts Stadsdichtersgilde) is een storende tikfout
in het gedicht van gildelid Jan van der Haar geslopen.
Hieronder het gedicht in de oorspronkelijke tekst.
’s Heeren dreven
De fijndruppelige heiigheid viel over
onze silhouetten en het Utrechts land-
schap, dat over een bejaarde hoop grijs-
tinten bleek te beschikken en veel lucht.
Voor we de Beukenburgerlaan in liepen
hoorden we een boomsnoeier snerpen.
De takken lagen ingetogen op de grond.
Links, weer grijs en bomen verder, zagen
we ditmaal kleine pronte vogelbolletjes
bij elkaar: ik dacht aan winterkoninkjes.
We lachten om de bezige mollen rechts
van ons, die niet uitgegraven raken en
onvermoeid als wij hun weg vervolgen.
Jan van der Haar
Stadsgedicht Baban Kirkuki
Dit gedicht is geschreven na aanleiding van een artikel in de krant DUIC; Utrechters mogen aankomende jaarwisseling vuurwerk afsteken; verbod laat op zich wachten.
Middernacht
Wensen ontvlammen in de lucht, een denkbeeldig vuurwerk,
waar iedereen aan mag deelnemen.
Onschadelijk vuurwerk waarvan het licht naar verre sterren
reist en niet na een paar seconden wordt uitgedoofd.
Laat de dieren het nieuwjaar niet beleven als één nacht oorlog,
elke knal die wordt afgevuurd schrikt hen natuurlijk op.
De lucht is al bijna verstikt door CO2, de aarde smacht naar verademing
bij verwelkoming van een nieuw jaartal. Maak het milieu niet ziek.
Volmaak het nieuwe jaar met de natuur, een boom bloesemt
voornemens, de natuur verbindt ons meer dan het asfalt.
De stad is je grote huis, waar je in vele straten een geschiedenis hebt geschreven,
hij straalt, we moeten zijn schoonheid niet verminken.
Een jaar wordt afgestreept, daar kan je niets meer aan veranderen
slechts herinneringen kunnen het verleden jaar afspelen als een virtuele reis.
Het aftellen doet je opkijken, de stad geeft jou haar mooiste gezicht.
Eenzame Uitvaart van mevrouw F.G. Zwart van den Meersche (1942 – 2022) Sint Barbara, 3 december 2022
Eenzame Uitvaart van mevrouw F.G. Zwart van den Meersche (1942 – 2022)
Sint Barbara, 3 december 2022
Dichter van dienst: Ruben van Gogh
Verslag: Dorien Dijkhuis
Verschrikkelijk weinig
We staan hier bijeen helemaal aan het begin
van een eindeloos verschiet — u bent alleen,
uw drie kinderen wilden niet meer van u weten
(of kunnen dat niet), en uw man is bezig
alles in de wereld om hem heen te vergeten,
beseft misschien niet eens dat hij u volgen zal.
Het leven is een tranendal, wordt er soms gezegd
en in uw geval (of voor uw kinderen) misschien
ook wel terecht. U was al dood, maar lag nog lang
te wachten of iemand u nog missen zou, uw zus
wellicht, maar niemand kwam, of wist er van,
uw telefoon bleef stil, verloor bereik en raakte leeg.
Het leven dat u achterliet zweeg, maar nu voorgoed,
en wij weten ook niet hoe het verder moet.
Het beste is dat wij u dan maar niet vergeten, hoe
verschrikkelijk weinig we ook van uw leven weten.
Ruben van Gogh
Ik hoopte dat het erop zat voor 2022. Dat we we alle eenzame uitvaarten voor dit jaar zouden hebben gehad en dat er in onze stad dus niemand meer zou sterven die het ontbreekt aan nabestaanden en geliefden die aan het graf een woord van afscheid kunnen uitspreken.
Wishful thinking. Ruben belt. Dat kan maar één ding betekenen: een Eenzame Uitvaart.
Het is donderdagochtend. De begrafenis is morgenochtend al, om half tien. We hebben nooit genoeg tijd om erachter te komen wie iemand was: om informatie te vinden die de dichter van dienst in staat stelt een op maat gemaakt gedicht te schrijven en daarmee een monument op te richten voor een uniek en onherhaalbaar mensenleven. Maar deze keer is het wel héél erg kort: nog geen 24 uur.
Gelukkig is er íets om op te varen: we hebben een naam, een woonplaats een leeftijd, gegevens over familieleden. Mevrouw Zwart van den Meersche woonde in Ermelo. Later deze maand zou ze tachtig zijn geworden. Ze overleed in het UMC Utrecht nadat ze daar vorige week om onbekende redenen werd opgenomen. De begrafenisondernemer spoorde drie kinderen op die zonder uitzondering aangaven geen contact te willen en niks met de begrafenis te maken wilden hebben. En: er is een dementerende echtgenoot in een verzorgingstehuis, maar op doktersadvies mag hij niet naar de uitvaart komen.
We zetten de vraag voor een gedicht uit in de dichtersappgroep, maar er is natuurlijk niemand die op zo korte termijn tijd heeft om een gedicht te schrijven. Even vrees ik dat ik er dan zelf aan moet geloven. Het is dubbel: een gedicht schrijven voor een Eenzame Uitvaart is voor mij het meest waardevolle dat ik als dichter kan doen, maar tegelijkertijd is er altijd de angst dat het niet goed genoeg wordt, dat het monument dat ik voor iemands leven met mijn woorden opricht niet mooi genoeg is en tekort schiet. Mijn opluchting is dus groot als Ruben aangeeft het gedicht te willen schrijven. ‘Er zweven al wat woorden in mijn hoofd’, appt hij en gaat aan de slag. Vier uur later ploft het gedicht in mijn mailbox. Mooi, raak en troostrijk.
Het is half tien als de begrafenisauto het hek van Sint Barbara doorrijdt. Het is koud. Op de fiets naar de begraafplaats joeg de koude wind de tranen uit mijn ogen. Vier jonge dragers tillen de kist vanuit de auto op de baar en begeleiden hem achter begrafenisondernemer Ronald van Overbeek van Barbara Uitvaartverzorging aan naar het veldje waar we inmiddels al zo vaak zijn geweest: het ‘armenveld’ zonder stenen, links achteraan. Ruben en ik sluiten de rij.
Elke Eenzame Uitvaart is schrijnend. Al die verhalen die erachter schuilgaan: ze zijn telkens anders, maar altijd is er sprake van eenzaamheid. En meestal is die eenzaamheid niet bewust door de gestorvene gekozen. Ik denk aan het leven van mevrouw Zwart van den Meersche. Ze lag vier dagen in het mortuarium en er kwam niemand langs. Er zijn kinderen. Er is mogelijk een zus. Wat gebeurt er in een mensenleven? Wat gebeurt er in families dat mensen zo van elkaar verwijderd raken? ‘Wreed om je moeder zo in de steek te laten’, zei iemand die ik er gisteren over sprak. Maar zo zwart-wit is het natuurlijk nooit. Elk verhaal heeft twee kanten. En ongetwijfeld is er aan beide kanten sprake van pijn en eenzaamheid. Ik denk aan mevrouws’ echtgenoot. Zou hij haar missen nu ze niet meer op bezoek komt? Heeft hij nog weet van begrippen als gemis, liefde en dood?
Het achterste veldje, waar ik halverwege 2021 als mede-coördinator van de Eenzame Uitvaart Utrecht voor de eerste keer een Eenzame Uitvaart bijwoonde en dat destijds — pas anderhalf jaar geleden — nog lang niet ‘vol’ lag, is dat nu wél. We slaan af naar het pad ernaast, waar mevrouw Zwart de derde is die er in de zwarte aarde zal worden neergelaten. Meestal kijken we tijdens een Eenzame Uitvaart steels over onze schouder om te zien of er misschien tóch nog mensen komen. Deze keer weten we vrijwel zeker dat dat niet het geval zal zijn. Er zijn mensen die niet willen, er zijn mensen die niet kunnen en er zijn ongetwijfeld ook mensen die niet wéten van haar dood.
De dragers manoeuvreren de kist boven het graf. Ruben legt vier rozen op de kist, drie witte en een rode en leest zijn gedicht. Dan wordt de kist neergelaten. Ronald van Overbeek spreekt de wens uit dat mevrouw Zwart van den Meersche mag rusten in vrede. Ik pak wat vochtige aarde en gooi het op het blanke hout in het gat. Ook ik hoop dat ze mag rusten in vrede. En ik hoop ook dat dit voor 2022 de laatste keer is geweest dat we iemand uitgeleide uit het leven doen, omdat er niemand anders is.
Dorien Dijkhuis
Eenzame Uitvaart 4 augustus 2022
Eenzame Uitvaart van Robbert Kok (1947 – 2022)
Sint Barbara, 4 augstus 2022
Dichter van dienst: Jan van der Haar
Verslag: Dorien Dijkhuis
Houd Moedig Stand
Van sportvereniging HMS supportte je het voetbal.
Je ging in Overvecht vaak naar wedstrijden en je
trakteerde na afloop op menig rondje. Want je was
gul, je hart was groter dan je lichaam dat er toch
ook mocht wezen. Levensgevaarlijk was je liefde –
nee, een vrouw en kinderen heb je nooit bezeten –
de scooter waar je graag mee toerde door het land,
als je uitgewerkt was als huismeester bij Concordia,
kreeg een ongeluk en je raakte slecht ter been, je
moest verhuizen en verloor de lopende contacten.
Je had uiteindelijk één huisvriend en het asielhondje
dat je Sendi noemde. En een grote verrassing en
geluk was het weerzien met je oude buurvrouw
in het revalidatiecentrum. Ze was erg op je gesteld.
Ze noemde je Rob, de medebewoners noemden jou
Meneer Koude Melk. Want je hield moedig stand.
Je was een hartelijke, vriendelijke sportliefhebber.
Je was een innemende man van de witte motor.
Jan van der Haar
Vrijdagmiddag krijgen we het verzoek van de gemeente voor een gedicht tijdens de uitvaart van Robbert Kok, een 74-jarige man die is overleden op de revalidatieafdeling van verzorgingshuis De Parkgraaf. De begrafenis zal de week erna zijn, op donderdag. Uitvaartleider Enid Schagen van PCB Uitvaartzorg heeft de bewindvoerder van meneer Kok gesproken. Hij was nog niet lang cliënt, dus veel wist hij niet over meneer Kok te vertellen. Behalve dat hij van zonnebloemen hield en dat er een huisvriend is met wie geprobeerd is contact op te nemen. Of hij naar de uitvaart komt, is nog niet zeker.
Ik bel het revalidatiecentrum en word hartelijk te woord gestaan door de receptioniste die me doorverbindt met de verpleegafdeling op de derde verdieping waar Robbert Kok sinds februari woonde. Een zorgmedewerkster die hem in de laatste weken heeft verzorgd, vertelt me dat hij een lieve man was. Dat hij dol was op melk en bij de medebewoners bekend stond als Meneer Koude Melk. Heel veel meer weet ze ook niet, ze kende hem nog niet lang. Of hij van zonnebloemen hield, kan ze niet beamen. Maar als ik vanmiddag even terug kan bellen, dan is Marian aan het werk. Zij heeft hem langer verzorgd en was bovendien lange tijd zijn buurvrouw.
Marian vertelt honderduit over haar oude buurman. Er spreekt genegenheid uit. Rob, zoals ze hem noemt, was een lieve hartelijke man. Gul en genereus. Hij hield erg van voetbal en ging ’s zomers graag toeren met zijn scooter om dan onderweg ergens een uitsmijter te eten. Door een scooterongeluk raakte hij op een gegeven moment slecht ter been en moest verhuizen naar Harmelen. Zo raakte hij zijn contacten uit Overvecht een beetje kwijt en werd zijn wereldje steeds kleiner. Marian was blij dat ze hem na al die jaren bij toeval terugzag toen hij opgenomen werd in het revalidatiecentrum waar ze werkte. Hij heeft het niet gezegd, maar ze denkt wel dat het wederzijds was. Of hij van zonnebloemen hield? Niet dat ze weet. Wel van zijn hondje, Sendi. Die haalde hij jaren geleden uit het asiel toen hij haar buurman nog was in Overvecht. Gek was hij op dat beestje. Zelf vindt ze het rot dat ze niet bij de uitvaart kan zijn. Ze moet werken en in de vakantieperiode is het lastig diensten ruilen.
Ik bel Jan om de dingen te vertellen die ik te weten ben gekomen zodat hij een gedicht op maat kan schrijven voor Robbert Kok.
De uitvaart is op donderdagochtend om half tien. Ik wil vóór die tijd een zonnebloem kopen bij de bloemenkraam tegenover de ingang van Sint Barbara. Maar de stal is dicht. Vakantiesluiting. Dus loop ik met lege handen de begraafplaats op. Jan is er al. Vrijwel direct daarna komen Enid Schagen en de begrafenisauto met de kist de poort door. Enid is het gelukkig wél gelukt een zonnebloem te pakken te krijgen. Traag lopen we achter de auto aan. Twee van de vier dragers doen het waarschijnlijk voor het eerst. Het gaat smetteloos, maar een beetje onwennig en ze worden gesouffleerd door de langste van het stel die duidelijk veel ervaring heeft.
Op het pad kijken we soms achterom om te zien of er nog iemand aansluit: de huisvriend die Enid had gesproken en gezegd had te zullen komen, iemand anders die Robbert Kok heeft gekend. Maar niemand volgt ons. Alleen de rode kater van Sint Barbara trippelt over het grindpad, duikt tussen de struiken en is dan verdwenen.
Als de dragers de kist boven het graf gemanoeuvreerd hebben en zich hebben teruggetrokken heet Enid welkom, zegt kort iets over meneer Kok en geeft dan het woord aan Jan die zijn gedicht leest op de stille begraafplaats. Enid legt de zonnebloem (die de tuinman speciaal voor haar uit de tuin van Sint Barbara heeft gesneden, zo blijkt later) op de kist. Als de kist is afgedaald gooi ik bij gebrek aan bloem ten afscheid een handje zand in het graf. Dan lopen we zwijgend terug naar de uitgang.
Halverwege het pad komen ons twee mensen tegemoet. Met allebei een zonnebloem. Het is de huisvriend in het bijzijn van een vrouwelijke metgezel. Ja, ze stellen er prijs op als we mee terug gaan naar het graf en de ’dienst’ nog eens over doen. Dus Enid heet welkom en leidt in. En dan leest Jan opnieuw het gedicht.
Het is vreemd om twee keer afscheid van iemand te nemen, maar ook mooi. Omdat het de tweede keer heel anders voelt: veel minder eenzaam en verloren. Ditmaal is het gedicht niet alleen voor Robbert Kok, maar ook voor iemand die van hem gehouden heeft, iemand die verdriet heeft, iemand die hem mist.
Op de fiets naar huis zie ik wat ik op de heenweg niet zag: ze groeien in gemeenteperken, tuinen, parken en tegen gevels. Utrecht barst in augustus van de zonnebloemen.
Dorien Dijkhuis
Eenzame Uitvaart 6 juli 2022
Eenzame Uitvaart van M.B.H Nijhuis (1937 – 2022)
Sint Barbara, 6 juli 2022
Dichter van dienst: Ruben van Gogh
Verslag: Dorien Dijkhuis
Tijd om te gaan
Tijd om te gaan nu
en het bestaan achter je te laten,
zoals je wel vaker vreemde havens
achter je liet toen je nog de oceanen over ging.
Herinnering na herinnering mee aan boord, alleen
voor jou. Ergens je geboortegrond, ergens
een vrouw, een dochter: een doorleefd verleden
waarmee je een ligplaats in dit heden vond.
Wie herinnert zich dat nou — een oude, lieve
man liep zijn rondje, at zijn eitje af en toe
en schreef en tekende, en las het hoe
en waarom van de dingen die er waren, het leven
dat hij was. Oh, iemand zal je zeker nog denken
te zien lopen, een ander vraagt zich even af misschien
of die bijzondere man nog leeft, eerst nadrukkelijk,
maar dan langzaamaan vager en vager
zoals de horizon in lucht en water opgaan kan
aan de einder — maar als hij er nog is, waar is hij dan?
De aarde hier is als de oceaan van het bestaan —
ankers los, 1, 2, 3 in Godsnaam, tijd om weer te gaan.
Ruben van Gogh
Dinsdagmiddag, tegen vijven. Bijna avond al. Ruben krijgt een bericht van de gemeente: dat er morgenochtend om negen uur een eenzame uitvaart plaats zal vinden. Een oudere man, dhr M.B.H. Nijhuis, geboren op 22 oktober 1939 in Nederlands Indië. Overleden op 2 juli in het Diakonessenziekenhuis aan de gevolgen van covid. Zijn laatste woonadres bevindt zich op de Burgemeester Reigerstraat. Ruben belt met uitvaartleider Marlies Masereeuw, maar ook zij tast al twee dagen lang in het duister: het ziekenhuis geeft geen verdere informatie en bij de gemeente krijgt ze ook geen antwoorden, zelfs niet na twee keer eindeloos in de wacht te hebben gestaan. Wel is ze blij dat wij als Dichtersgilde alsnog zijn aangesloten, want ze had het verzoek voor een dichter twee dagen geleden al ingediend.
Maar we hebben dus niets. Niet eens een voornaam. Hoe schrijf je een gedicht voor iemand van wie je niet eens weet hoe hoe hij genoemd werd, hoe hij leefde, waar hij van hield? Wat voor werk deed hij? Had hij hobby’s? Wat maakte hem tot wie hij was? Vragen, vragen, vragen. En daaronder, knagend, nog een andere vraag, de vraag die telkens rijst wanneer we door de gemeente een Eenzame Uitvaart krijgen aangemeld: was deze persoon wel echt eenzaam? Of je een Eenzame Uitvaart krijgt, wordt door de gemeente bepaald. Het heeft met protocollen te maken, boxen die worden afgevinkt, vaak ook met geld, helaas. Maar een Eenzame Uitvaart krijgen, betekent niet dat de overledene ook daadwerkelijk eenzaam wás. Sterker: uit ervaring weten we inmiddels dat de meeste Eenzame Uitvaarten helemaal niet eenzaam zouden hoeven zijn. Mits er maar íemand in het hele proces ietsje meer moeite zou doen om nabestaanden op te sporen. En nabestaanden, dat zijn niet alleen partners, familieleden of kinderen die de rekening voor de uitvaart kunnen betalen, maar ook: kennissen, vrienden, buren. Iemand heeft wellicht geen familie, maar iedereen heeft buren. En ook die verdienen het in de gelegenheid te worden gesteld om afscheid te nemen. Ook dat is onderdeel van een waardig afscheid van een mensenleven.
Ruben biedt aan het gedicht te schrijven. Hij moet snel aan de slag, want de begrafenis is morgenochtend al. Het liefst zou ik op de fiets springen om langs het pand te rijden waar meneer Nijhuis mogelijk woonde. Gewoon om te kijken of er mensen zijn die hem kenden, die ons verhalen kunnen vertellen. Maar ik ben niet in Utrecht. Dan maar langs via Street View: een bovenwoning. Dichte witte gordijnen. Geen glimp van spullen in de vensterbank, geen deel van het interieur, geen enkel spoor dat iets van meneer Nijhuis’ leven zou kunnen prijsgeven.
Inzoomen. Uitzoomen. Er zit een eetwinkel onder het pand. Ze delen hetzelfde portiek. Ik draai het nummer dat ik via google vind. Het meisje dat opneemt zegt dat ze meneer Nijhuis niet kent, maar dat er meerdere huurders boven de winkel wonen. Ze is zo aardig om even voor me te gaan aanbellen. Tien minuten later word ik gebeld door Noël Romijn. Hij is geschrokken en aangedaan. Meneer Nijhuis, die Max van zijn voornaam heette, was zijn buurman. Net als Noël huurde Max Nijhuis er een studio. Ze groetten elkaar in het voorbijgaan. Volgens Noël had meneer Nijhuis in de zeevaart gewerkt. Hij had hem vorige week gevonden en de ambulance gebeld, nadat de eigenaar van de eetwinkel alarm geslagen had dat ze hem al een tijdje niet had gezien. Toen meneer Nijhuis niet antwoordde op zijn kloppen, maar er wel een moeizaam ademhalen uit zijn kamer kwam, besloot Noël naar binnen te gaan. Meneer Nijhuis lag op zijn bed, heel benauwd, niet in staat om te spreken. Aangezien hij geen familie was, kreeg Noël niet te horen naar welk ziekenhuis ze hem brachten, ook mocht hij zijn gegevens niet bij hen achterlaten als contactpersoon. In de dagen erna belde hij alle ziekenhuizen in de omgeving om te achterhalen waar meneer Nijhuis was gebleven, maar vanwege privacyredenen wilde niemand hem die informatie verstrekken. Zo komt het dat hij, nu ik hem bel, pas weet dat meneer Nijhuis niet meer leeft en morgenochtend begraven zal worden.
Ik bel Loes, de eigenaar van de eetwinkel. Ze vertelt dat een klant van haar meneer Nijhuis had zien lopen en vond dat hij er slecht uitzag. ‘Scammy’ noemde ze hem. Die klant kende hem nog van vroeger en had geopperd dat hij naar de dokter moest gaan, maar dat wilde hij niet. Toen Loes hem vervolgens twee dagen niet zag, kreeg ze argwaan en besloot ze aan te bellen bij de bovenburen. “Hij was altijd heel vroeg op”, zegt ze. “Dan liep hij een rondje in de buurt. Aangezien ik hier ook vroeg begin in de winkel, zag ik hem altijd langslopen. We groetten elkaar en soms kwam hij een gekookt eitje bij ons kopen. Dat staat niet op de kaart, maar voor hem maakten we een uitzondering. Het was een heel lieve man.” Loes brengt een aantal andere buurtbewoners op de hoogte van zijn overlijden voor het geval ze morgen afscheid willen nemen. Meneer Nijhuis was een stille man, maar geen onbekende in de buurt.
Noël is inmiddels de kamer van meneer Nijhuis binnengegaan om te kijken of hij iets kan vinden voor het gedicht dat Ruben moet gaan schrijven. Bliepbliep, de ene na de andere foto komt op mijn telefoon binnen via whatsapp: jeugdfoto’s in Indonesië dat toen nog Nederlands-Indië heette; een trouwkaart, zeekaarten, tekeningen, aantekeningen, zeevaartparafernalia… Het is alsof je traag een camera scherp stelt. Langzaam krijgen we beeld: een Indische moeder, een Hollandse vader, een zusje misschien, een baan bij de Marine, een trouwdag in 1965, mogelijk een dochter. Ik stuur alles door naar Ruben. Hoe meer info hoe beter. Want hoe meer informatie, hoe meer Ruben het gedicht speciaal voor meneer Nijhuis kan schrijven. Dat is wat we willen met de Eenzame Uitvaart: een gedicht schrijven dat kan fungeren als een soort monument voor iemands leven: een uniek mensenleven.
Om twaalf uur ’s nachts mailt Ruben me het gedicht. Ik ben er stil van. Omdat hij het in zo korte tijd heeft weten te maken, maar vooral omdat het mooi en troostrijk is. Het doet niet alleen recht aan meneer Nijhuis, maar het zal de mensen die morgen wellicht naar zijn uitvaart komen, ook zeker troost bieden.
De volgende ochtend schijnt de zon. Noël staat al klaar bij de ingang met een bos bloemen. Namens de huisbaas meldt zich Josie. Ook zij heeft bloemen bij zich. Even voor negen uur komt de begrafenisauto aangereden. We volgen begrafenisleider Marlies Masereeuw en de auto met de blankhouten kist waarin meneer Nijhuis ligt naar het veldje waar we inmiddels al zo vaak zijn geweest: het ‘armenveldje’ zonder grafstenen. We maken plaats voor de dragers die de kist van de baar halen en hem boven het graf laten zakken. Ruben en Josie leggen hun rozen op de kist. Noël spreidt zijn bos over de hele lengte van de kist uit zodat meneer Nijhuis onder een deken van bloemen komt te liggen. Daarna legt hij er een woestijnroos bij, een zandkleurige gipskristal van woestijnzand.
Ruben leest zijn gedicht. Het klinkt mooi en troostend op de verder lege begraafplaats. Daarna nemen we afscheid van meneer Nijhuis met een buiging en gaan we op weg naar de uitgang. Noël is blij dat ik hem belde, zegt hij. Hij is blij dat Max een waardig afscheid heeft gekregen en dat hij erbij kon zijn. Als hij het pas achteraf had gehoord, zou hij dat heel verdrietig hebben gevonden. De woestijnroos had hij een paar dagen geleden in een opwelling in een winkeltje in Den Haag gekocht, zegt hij. Nu pas weet hij dat hij híervoor was. Om een man die over de wereld heeft gereisd te vergezellen in de aarde waarin hij voor de laatste keer voor anker gaat.
Dorien Dijkhuis
Stadsgedicht Hanneke van Eijken
Voor het fluiten
de dag is een muur waar je overheen kijkt
ik leg een hand op geschiedenis
ik voel hoe de steen onder mijn hand breekt
de nacht is de scherpe punt van een potlood
het grafiet dat onder mijn nagels blijft hangen
waar de nesten van spreeuwen
lampionnen vormen naast dit land van graan
waar een meisje haar hond door brokstukken draagt
een moeder schreeuwt
in het donker haasten mensen zich
in ondergrondse kamers en gangenstelsels
gonzend van de stemmen
hij legt zijn hand op het hoofd van zijn kind
zijn hoop begint als kristal
onder zijn vingertoppen te zingen
Stadsgedicht Ruben van Gogh
Geschreven voor de installatie van de nieuwe gemeenteraad van Utrecht, op woensdag 30 maart 2022 in de raadzaal van het stadhuis.
RAAD
u heeft onze stem gekregen, spreek dan
namens ons nadat u mét ons heeft gesproken
en luister daarbij ook naar hen die zwegen
u vertegenwoordigt meer dan praters alleen
wij vragen u betweters en wethouders
te controleren en wat goed is te stimuleren
wij hebben u nodig, zoals u ons, omdat
wij op die plekken leven waarover u besluit
prik door te hoog gesproken woorden heen
kijk uit voor waarheid versluierende metaforen
gebruik uw mond, maak werk van uw oren
vraag raad, geef raad, wees wijs en wijs
anderen op andere zienswijzen, verdien onze
stem, zolang u blijft luisteren kunt u ons horen
Ruben van Gogh
Eenzame Uitvaart van mevrouw Hendrikje Jacoba Maria (Hennie) Apperloo (8 juli 1944 – 17 maart 2022)
Gedicht: Alexis de Roode
Verslag: Dorien Dijkhuis
Nachtwacht
Ze werd geboren in de laatste oorlogszomer
en kroop heelhuids de hongerwinter uit.
Dat haar moeder uit Oostenrijk kwam,
daar kon ze toch niets aan doen.
Er was een echtgenoot, heel eventjes.
Ze werd een Heilsoldaat en bleef het.
En ergens begonnen stemmen te spreken.
Als binnen niet aansluit op buiten
wil je de deur soms liever sluiten,
het verborgen leven is zichzelf genoeg.
De oude vrienden raakten op afstand,
maar Jezus bleef. En Jipje en Winni.
Lief en in de war. Dichter bij de dood
eenvoudig en eerlijk als een kind.
In het ziekenhuis werd ze ieders lieveling.
Ze zong en bad en schonk weg wat ze had.
Ze borduurde de Nachtwacht na,
die mocht naar het Rijksmuseum.
’s Nachts als de stemmen scholden
en haar kinderen in de schoenen schoven
miste ze de poezen en de steun van Riet.
Bij Kruidvat kocht ze kattensnoepjes
in drie smaken: zalm, kip-kaas, octopus,
voor als ze weer naar huis zou mogen.
Ze dacht nog niet dat ze ging sterven.
Onze Lieve Heer had het te druk voor haar,
hij wilde haar nog niet hebben.
Tot hij ten slotte toch tijd voor haar maakte.
Nu is ze naar huis, naar wie op haar wacht –
“als een kaarsje brandend in de nacht”.
Alexis de Roode, 24 maart 2022
Op vrijdagmiddag komt er een mailtje binnen van de gemeente: in het Antonius Ziekenhuis in Leidsche Rijn is op zevenenzeventigjarige leeftijd mevrouw Hendrikje Jacoba Maria Apperloo overleden. Voor zover uitvaartondernemer Enid van Schagen van PCB Uitvaartzorg heeft kunnen nagaan, is er geen partner, zijn er geen kinderen en valt er met het enige contact van mevrouw Apperloo waarvan men in het ziekenhuis op de hoogte was geen contact te leggen. Het zal dus een Eenzame Uitvaart worden.
Alexis de Roode meldt zich als Dichter van Dienst. Speurend naar informatie om het gedicht te kunnen schrijven, belt hij met de uitvaartondernemer en het ziekenhuis. Hij krijgt onder andere Ramon Goossen aan de lijn. Hij is geestelijk verzorger bij het Antonius Ziekenhuis en heeft mevrouw Apperloo tijdens de laatste maanden van haar leven geestelijk bijgestaan. Volgens hem was ze een warme hartelijke vrouw, maar wel met een psychiatrische achtergrond waardoor ze soms ook in de war was. Met de informatie die hij her en der krijgt, zet hij zich aan het gedicht.
Op donderdag 23 maart schijnt de zon. Begraafplaats St. Barbara baadt in het licht. Sinds de vorige keer dat we hier voor een Eenzame Uitvaart waren, zijn de bomen en de struiken uitgelopen. Alles barst van het nieuwe blad. Als Alexis en ik elk met een bosje bloemen de poort van de begraafplaats doorstappen, is het daar niet leeg, zoals meestal met Eenzame Uitvaarten, maar staat er een groepje mensen te wachten op de kist.
Alexis herkent geestelijk verzorger Ramon Goossen. De anderen, drie dames en een heer, zijn gekleed in het uniform van het Leger des Heils. Alexis wist dat er mogelijk iemand van die organisatie zou komen. Al bellend had hij een link tussen mevrouw Apperloo en het Leger des Heils ontdekt. Alexis was degene die het Leger eerder deze week op de hoogte gebracht had van haar overlijden. Maar dat er vier afgezanten zouden komen, dat had hij niet verwacht.
Als we traag achter de kist aan lopen en op zachte toon kennismaken met de overige begrafenisgasten, komen we erachter dat mevrouw Apperloo zelf ook haar hele leven ‘heilsoldaat’ is geweest: officier. Ze heeft veel gedaan voor het werk van Majoor Bosshardt in Amsterdam. De aanwezige heilsoldaten hebben haar allen goed gekend en veel met haar gewerkt. Eén van hen, mevrouw Paula Steeksma, was veertig jaar lang heel goed met haar bevriend. Ze zagen elkaar iedere zondag totdat mevrouw Apperloo onder invloed van een vriendin met dezelfde psychiatrische problematiek onlangs naar Cockengen verhuisde waar ze afgesneden raakte van haar sociale contacten. Paula Steeksma raakte haar tot haar verdriet uit het oog. Ze had niet eens meer een adres. Ze kan nog amper bevatten dat haar vriendin er niet meer is. En ook niet dat ze een gemeentelijke uitvaart en geen gewone begrafenis krijgt. ‘Ik snap er niks van’, zegt ze zacht. ‘Hennie is altijd goed verzekerd geweest. Ze heeft haar hele leven premie betaald. Hoe kan dit nou?’
Eenmaal bij het graf waar de kist zal worden neergelaten blijken we amper met zijn allen op het pad te passen. Op dit deel van het kerkhof, ook wel het ‘armenveld’ genoemd, zijn de paadjes smal. Maar het voelt goed om met zoveel mensen te zijn. Het is toch altijd wat we hopen zodra er een melding voor een Eenzame Uitvaart komt: dat de uitvaart toch niet eenzaam blijkt te zijn. Wat het óók anders maakt dan anders is dat Ramon Goossen een liturgie heeft gemaakt. Hij deelt de blaadjes uit. Zelf noemt hij het klein en bescheiden, maar dat er hier bij het graf toch een ‘dienst’ is en warme woorden worden gesproken, voelt warm en groots. Dit is hoe troost voelt.
In een persoonlijk verhaal roept hij de laatste drie maanden van het leven van Hennie Apperloo in herinnering. Haar vertrouwen in God, haar gastvrijheid en gulheid en haar liefde voor zingen. Er volgen een gebed en een Bijbellezing uit Johannes 6. Daarna leest Alexis het gedicht voor dat hij heeft geschreven. Hij verontschuldigt zich bij voorbaat voor de gebrekkigheid ervan: in het afgelopen half uur is hij zoveel méér te weten gekomen over het leven van Hennie Apperloo dat hij het gedicht het liefst zou willen herschrijven, wat hij later ook zal doen. Desondanks zijn zijn regels mooi en troostrijk.
Majoor Gerda Bos neemt het woord. Zij heeft Hennie goed gekend en nauw met haar samengewerkt. Ze vertelt over die vriendschap, over de slechte tijden die Hennie vanwege haar psychiatrische achtergrond heeft gekend, maar ook over haar grote bijdrage aan de samenleving als heilsoldaat.
Als ze is uitgesproken sprenkelt Ramon Goossen met een grote zwarte kwast weiwater over de kist en bidt om zegen over het graf. Aarde tot aarde, stof tot stof, as tot as. In de naam van de Vader, de zoon en de Heilige geest.
Samen zeggen we het Onze Vader. Ramon vertelt over het lied dat Hennie Apperloo zo dierbaar was. Ze kon in de laatste weken van haar leven amper nog praten, laat staan zingen, maar toen Ramon de laatste keer bij haar was en het lied aan haar bed voor haar zong, was ze in staat de tekst met hem mee te spreken. Ramon had het willen oplezen, maar de heilsoldaten zetten in: mijn God is waarlijk God voor mij. Het klinkt breekbaar en krachtig tegelijk op de verder stille begraafplaats die na het lied nog stiller klinkt.
Wanneer we een voor een afscheid hebben genomen, praten we nog wat na. Paula Steeksma slikt haar verbijstering weg over het feit dat haar vriendin een gemeentebegrafenis heeft gekregen. ‘Dan ben je zo lang heilsoldaat geweest…’, zegt ze. ‘Hennie had een uitvaart in de kerk verdiend. Met alles erop en eraan. En met een heleboel mensen. Ze was erg geliefd.’
Toch is iedereen ook blij dat de uitvaart niet ‘eenzaam’ was, zoals aanvankelijk werd gevreesd.
‘Het was dan wel sober, maar toch ook waardig’, besluit majoor Bos. Ze geeft Paula Steeksma een arm, die zich heeft omgedraaid naar de uitgang. Together we’re one, staat er op de rug van haar Leger des Heils-uniformjas. Samen lopen ze terug naar de auto.
Dorien Dijkhuis