Eenzame Uitvaart van mevrouw A. van Tiggelen, 16 juni 1953 – 6 januari 2024

11 januari 2024, St. Barbara, Utrecht

 

Dichter van dienst: Alexis de Roode
Verslag: Anne Broeksma / Alexis de Roode

 

Niet alleen

In memoriam Ati van Tiggelen (1953-2024)

Weinigen die alleen de aarde in gaan,
hebben haar alleen bewandeld.

Gestorven is geborgen, heen is compleet.
Voor wie is een Uitvaart Eenzaam?

Niet voor Ati die haar lichaam verliet.
Daarvóór was haar leven vol mensen.

Eenzaam? Wie weet. Ze had een vriend,
een flat vol buren, een kerk vol wensen.

En familie? Daarover zwijgen we, zoals zij.
In de gang stonden Maria en Jozef haar bij.

Niemand kent de erkers van het hart
zo goed als de heiligen, in wie ze geloofde.

Nadat het licht in haar ogen doofde,
had ze vast liever een gebed dan een gedicht gehad.

 

VERSLAG

Met twee witte rozen lopen we begraafplaats St. Barbara op. Het is half tien en het vriest. Strakblauwe lucht, de winterzon neemt weinig kou weg. Twee dames van middelbare leeftijd staan warm ingepakt in de buurt van het hek. Toch nog. Nichtjes. Ze horen bij een 80-jarige halfzus en haar man die ook aanwezig zijn. Met elkaar, een groepje van vijf, zijn ze de enige familieleden die Ati van Tiggelen, op 70-jarige leeftijd plotseling in de nacht overleden, nog had. Ze hadden haar al tientallen jaren niet meer gesproken of gezien. Toch zijn ze vanochtend om zeven uur in de auto gestapt, in Roosendaal, om hier op tijd in de kou te staan en Ati een laatste eer te bewijzen.

Op 8 januari krijgen we bericht van de gemeente, maar na bellen met de uitvaartonderneming weten we nog nauwelijks iets. Mevrouw Van Tiggelen belde om 1 uur ’s nachts de huisartsenpost (pijn in haar buik, horen we later) maar die kwam te laat – waarschijnlijk was er niks aan te doen geweest. De politie heeft de deur geopend en haar gevonden. Naast de halfzus in Roosendaal zijn er geen nabestaanden bekend. Wat we wel hebben is een adres, dus bellen we aan bij de buren in een appartementencomplex in Transwijk. Van anonieme zeventigjarige vrouw verandert Ati ineens in een mens, een verhaal: stevig gebouwd was ze, met kort grijs haar, netjes, sociaal en de hele dag in de weer met het christelijk geloof. Dagelijks ging ze naar de hoogmis, bij verschillende kerken. Soms zat ze uren te bidden bij het klooster Cenakel in Zuilen, bij de zusters van de Eeuwigdurende Aanbidding, die elkaar dag en nacht afwisselen in een gebed dat geen seconde stilvalt.

We horen dat via haar Surinaamse buurman. Hij was nog bij het klooster gaan kijken, of zij iets wisten. Hij kende haar goed en als hij zich per ongeluk had buitengesloten mocht hij altijd via haar huis naar het balkon om weer binnen te komen. Een andere buurman, Abdel, sprak haar ook regelmatig. Mevrouw Van Tiggelen rookte shag, meestal binnen, maar ook wel met Abdel op de galerij. In coronatijd heeft hij haar een keer geknipt met de tondeuse en ook hielp hij met technische klusjes, zoals het instellen van de tv-kanalen. Zij gaf zijn kinderen snoepjes of speelgoed, bracht een kaartje met Kerst langs. Hij is aangedaan door het nieuws.

Via de buurman horen we dat ze een vriend had, in Lombok, en krijgen zijn nummer. De vriend blijkt op de hoogte, hij heeft het die ochtend van de politie gehoord. Via de telefoon laat hij weten dat ze elke dag met elkaar belden. Alleen het gespreksonderwerp ‘familie’ was taboe. Al twintig jaar gingen ze met elkaar om, al was het meer een vriendschap dan een liefdesrelatie. Naar de uitvaart kan hij niet komen, hij is 76 en durft het niet goed aan met zijn gezondheid. Hij weet het nieuws ook nog maar één dag.

De jonge Ati werkte vanaf haar achtiende tot haar zesendertigste in de verpleging, tot ze genoeg kreeg van de nachtdiensten. Sindsdien had ze een uitkering en stonden haar dagen vooral in het teken van geloof: radio- en tv-programma’s, bidden in kloosters en kerken. Ze hield ook van fietsen en maakte in de zomer lange tochten in haar eentje. Bovendien werkte ze als vrijwilligster in een hospice. Haar vriend en de buren hadden wel gemerkt dat ze zich de afgelopen maanden wat meer terugtrok, iets geslotener was.

De begrafenisauto is gearriveerd en we kijken toe hoe de blankhouten kist op een baar met wieltjes wordt gezet. De oudere halfzus en haar man zijn drie keer in Lourdes geweest, en nu hebben ze een gedicht uit uit Lourdes voor Ati meegenomen. We spreken af dat de dichter eerst gaat, en dat zij afsluiten. Een nicht zal het voorlezen.

Met koude handen ondanks de handschoenen lopen we als klein groepje achter de kist aan, naar het gemeentelijke veld. Een snip vliegt voor de zon langs, en dat in de stad. Alexis leest zijn gedicht en eindigt met het Onze Vader, omdat Ati vast liever een gebed had dan een gedicht. Dan volgt het gedicht uit Lourdes, ook een soort gebed. Het metalen kruisje dat op de kist ligt, mag de halfzus meenemen. Zo is het goed. Wat schepjes aarde en samen met de bloemen uit Roosendaal en onze witte rozen daalt de kist in bevroren grond. Het kleine gezelschap rijdt terug naar het zuiden. We passeren de poort, de dag begint.