• Home
  • Over het Gilde
  • De dichters
    • Anne Broeksma
    • Daniel Vis
    • Hanneke van Eijken
    • Ruben van Gogh
    • Jan van der Haar
    • Baban Kirkuki
    • Fred Penninga
    • Pauline Pisa
    • Alexis de Roode
    • Els van Stalborch
    • Erelid: Ingmar Heytze
  • Stadsgedichten
  • Projecten
  • Utrecht en Eenzame Uitvaart

Olympische ringen

– bij de huldiging van de Utrechtse (para) olympische sporters

Er hebben klokken gelopen,
er zijn latten gelegd, sprongen
gemaakt, tijden gehaald,
tranen vergoten, kreten geslaakt,
medailles gewonnen, illusies
verloren. Iedereen hier is door
een eigen momentum
begeesterd geraakt.

Nu dat is geweest, staan we stil
bij tot hoe ver iedereen die wil
kan komen. Hoe stap voor stap,
of hink stap sprong, het grote dromen
ooit begon met vallen en weer
opstaan, keer op keer, want
wie meer wil kan dat alleen
met kleine stapjes halen.

Het uurwerk dat hier buiten nog
naar net begonnen is, is heel geschikt
voor die vooruitgang, tikt tik voor tik
met kleine tikjes de tijd weg
voor een toekomstig vuurwerk
waarmee wie jong is weer vooruit kan.

Het uur van nu wordt het vuur
voor morgen, waarin weer klokken
kunnen lopen, latten worden gelegd,
sprongen gemaakt, tijden gehaald,
tranen vergoten, kreten geslaakt.
Iedereen door een eigen momentum
weer begeesterd wordt geraakt.

Ruben van Gogh

Komrij in Utrecht

Je hield wel van deze stad, denk ik.
Als je er was, was je in café Van Wegen.
Je trakteerde elke verlegen jonge dichter
en dronk Erdinger uit het hoge glas.

In Elsevier schopt men je al na.
Er zijn er die je zullen blijven haten.
Maar als de dichters praten, zal men horen
wat een lieve man je feitelijk was.

Alexis de Roode
bij het overlijden van Gerrit Komrij, 7 juli 2012

Eenzame uitvaart #15: heren, alstublieft

09-03-2012

‘Het is druk, de laatste tijd. Niet alleen hier, maar overal. We hebben behoorlijk de vlam in de pijp.’ De uitvaartleider met wie ik op de rouwauto sta te wachten lijkt me een geboren Utrechter. Hij plaatst de grap volkomen terloops in ons gesprek, bijna onbewust, en geeft geen krimp als ik in de lach schiet. De vier dragers, die in carré staan opgesteld, wisselen een blik van verstandhouding. Het zijn blozende jongens van begin twintig. Studenten, gok ik. Je kunt aan ze zien dat trots zijn op hun werk.

In mijn zak heb ik een nieuw gedicht van twintig regels. Het is mijn vierde eenzame uitvaart – de vijftiende in Utrecht waarbij een dichter aanwezig is, zodat er aan het graf in ieder geval iets meer wordt gezegd dan ‘heren, alstublieft,’ als laatste instructie aan de dragers. Aan de uitvaartleider – een stevige, vriendelijke man in een klokvormige jas, met twee gevoerde zwarte handschoenen aan en een ronde bril met getinte glazen op – vraag ik waar die drukte vandaan komt. ‘Dat komt en gaat,’ zegt hij, ‘het kan ook weer een hele tijd rustig zijn. In elk geval heeft de winter er niet zoveel mee te maken, we krijgen hier van alles; jong, oud, kinderen… Ik denk wel eens dat het de keerzijde is van alle medische techniek. We kunnen steeds meer mensen in leven houden die anders misschien helemaal geen kinderen zouden hebben gekregen, maar die kinderen zijn daardoor natuurlijk ook minder sterk.’

Hij kijkt een tijdje in de verte en vervolgt uit zichzelf: ‘Je maakt hier bijzondere dingen mee. Ik heb nabestaanden geld zien verbranden bij een graf. Laatst was er een hele blaaskapel bij. Er was ook een groep die na afloop aan de champagne ging, omdat de dood volgens hun geloof het einde van een reis is, een thuiskomst die mag worden gevierd.’ ‘En wat gelooft u zelf?’ vraag ik hem, terwijl ik vanuit een ooghoek zie hoe een lange, zilvergrijze wagen traag de hoek om glijdt. ‘Ik geloof dat er een leven is na dit leven, waarin ook goed en kwaad is,’ zegt hij, ‘en dat je in dit leven de keuze hebt om het goede te doen. Anders is alles toch volkomen zinloos?’ zegt hij.

Terwijl ik achter de kist aanloop naar het grafveld, kijk ik met de ogen van de uitvaartleider naar de kruizen om me heen. Ik heb, zo vroeg in de lente, nog nooit zoveel vogels horen zingen.

tegenvoeters

Ergens, misschien op een dag als vandaag,

dragen twee vrouwenhanden uw ringen,

huilt de zoon in wie u zich half hebt

doorgegeven aan een moederborst,

landt uw vliegtuig in Australië.

Niemand hoeft de wereld mee te maken

zonder zichzelf. Misschien is het een vorm

van genade dat leven ten slotte neerkomt

op teruggaan naar het onbestaan waar

alles uit tevoorschijn komt, zeker

nu de grond verzacht, de vogels zingen

en de wind al iets van lente draagt,

de aarde naar de zon toe draait. Alles

wat moet gaat vanzelf, geen mens

is nodig voor wat er werkelijk toe doet.

Wat mij betreft bent u niet doodgegaan;

u ging alleen op reis, een tegenvoeter

op de grote ijsplaat van de tijd. Kijken

we tegelijk omlaag, dan kunnen

wij elkaar zien staan.

©2012, Ingmar Heytze

Eenzame uitvaart #14

Op 2 januari j.l. overleed op 55 jarige leeftijd in ziekenhuis Diakonessenhuis de heer R.E. Boxman. Hij woonde op een troosteloos flatje aan de Berlagelaan in Hilversum, had geen partner, geen kinderen en was enigst kind. Dat is, naast zijn uitkeringsgegevens, dan ook alles wat er over hem bekend is.
Familie, vrienden en nabestaanden waren er niet, of niet traceerbaar, derhalve restte een eenzame uitvaart op 8 januari op begraafplaats Tolsteeg. Dichter van dienst was Ingmar Heytze.

– verslag: Ruben van Gogh

Vanaf het moment dat Bart FM Droog, in hoedanigheid van eerste stadsdichter te Groningen, het verzorgen van een gedicht bij onbezochte uitvaarten introduceerde, geldt de zogeheten Eenzame Uitvaart als morele plicht voor iedere stadsdichter. Utrecht doet het rustig aan: Ingmar Heytze gaat zijn tweede jaar als stadsdichter in, en dit is pas de eerste Eenzame Uitvaart sinds zijn aanstelling.

Ingmar en ik glibberen op deze witte, koude, vroege ochtend per fiets de stad door en bereiken met een flinke omweg begraafplaats Tolsteeg. Daar worden we opgewacht door de uitvaartleider van Tap-Ouwerkerk, vier dragers (studenten) en een medewerker van de begraafplaats. Even later, nadat de wagen is gearriveerd, lopen we achter de baar naar de laatste rustplaats voor dhr. Boxman.
Het is wit, het is koud. De begraafplaats ademt stilte. De zerken steken vanochtend nog nadrukkelijker dan anders uit met hun donkere tinten. Ingmar Heytze draagt zwarte kleding. Op sommige nieuwere stenen is een foto aangebracht van de overledene. Zij krijgen postuum alsnog nog een gezicht voor de toevallige bezoeker, die niet eens weet had van hun bestaan en heengaan. Wij lopen achter een gesloten kist, waarin een gezichtloze ligt: alles wat wij weten is zijn naam en daarmee weten wij al zoveel meer dan alle bezoekers na ons zullen weten.

Het graf ligt vlak tegen de Bokkenstraat aan; een serie eind 18e, vroeg 19e eeuwse huisjes in de jaren ’80 Bokkenbuurt. De voetspoortjes die we overal zien, bewijzen dat er ‘s nachts wel degelijk leven rondwaart langs de zerken.

Als de kist klaarligt om de diepte van het graf in te dalen, maken de dragers een buiging. Ingmar Heytze treedt uit het omringende wit toe om zijn gedicht te lezen. Een bizar tableau vivant: aan weerszijden van het graf staan nog de dragers, achter hen in het midden de medewerker van begraafplaats Tolsteeg en vooraan de uitvaartleider, en allen kijken zij Ingmar loodrecht aan.
Niettemin draagt Ingmar zijn gedicht onverstoorbaar en statig voor. Op het juiste moment ratelt in de verte een trein voorbij. Als we weer teruglopen wijst Ingmar me op de horizon, waarachter de zon voorzichtige pogingen doet te voorschijn te komen.
Dat zijn altijd de twee herinneringen die je bijblijven van een begrafenis, bedenk ik me: het weer en de geluiden. Verder raakt alles vergeten.

#

aangepaste dienstregeling

Bij de eenzame uitvaart van R.E. Boxman

Nu ben je weg. De grond is hard. Op de kist
sneeuwt het vraagtekens, altijd weer. Als ik iets
wist te zeggen zei ik dit: de wereld wordt wit,
ook zonder dat er iemand ademhaalt. Je ligt
hier hoe dan ook niet lang. Vandaag, morgen,
over een week komt de trein naar huis voorbij

langs dooiende sloten in schuine, bleke strepen
zon. Kun je daar niet op wachten? Bind ijzers
onder en kluun naar de singel, zoek een schaatser
op lage noren, haak aan als een schaduw over
het ijs. Wanneer ook dat niet gaat, blijf liever
hier, in deze aarde, nog stiller dan het leven

dat je achterliet en niemand weet waarom.
Ergens, matig ik me aan te denken, moet er iets
zijn misgegaan: vastgevroren wissels, reservevloot
niet winterklaar. Wat hindert het. Op een dag,
werd ons beloofd, is iedereen weer thuis. Stap
binnen. Sluit de deur. Kijk niet meer om.

08-01-2010, Ingmar Heytze

Naschrift

Enige tijd na de uitvaart ontving de dichter van dienst onderstaande mail. In onderling overleg met alle betrokkenen is afgesproken dit als naschrift te plaatsen:

geachte heer (noot van de webmaster: hier wordt Ingmar mee bedoeld), hiermee wil ik mijn innige dank uitspreken voor het gedicht “aangepaste dienstregeling” van uw hand en door u voorgedragen bij de uitvaart van dhr. ron boxman. toepasselijker had dhr. ron boxman niet neergezet kunnen worden. Het spijt mij evenwel vreselijk niet bij de uitvaart aanwezig te zijn geweest. dhr. ron boxman had zijn “lichaam ter beschikking van de wetenschap” gesteld en wat er daarna gebeurd is, daar hebben zijn vrienden en ik totaal geen weet van gehad.wil reilman

Eenzame uitvaart #13

I.M. A.J. Hoogeboom, 31-10-1942, Rotterdam — 19-12-2008, Utrecht

maandag 29 december 2008 op begraafplaats Tolsteeg te Utrecht.
Dichter van dienst: Vrouwkje Tuinman
Verslag: Ruben van Gogh

Op 19 december overleed op 66-jarige leeftijd de heer A.J. Hoogeboom in het UMC. Familie werd door het ziekenhuis, grote moeite ten spijt, niet gevonden, zodat hij op 24 december werd aangemeld voor een begrafenis op grond van de Wet op de Lijkbezorging.

Hij moet een zeer onplezierig persoon zijn geweest. Zijn ex-vrouw, waarvan hij in 1982 al scheidde, reageerde, toen zij door begrafenisondernemer werd ingelicht over het heengaan van de heer Hoogeboom, met de woorden: ‘Dan mag u mij feliciteren’. En repte verder ook namens zijn door hem getraumatiseerde stiefkinderen van: ‘Meer slaag dan eten.’ Zijn buren waren ‘blij dat hij eindelijk is opgerot.’ Ook iedereen die met naam en nummer stond vermeld in een van zijn twee mobiele telefoons reageerde uitermate afhoudend of opgelucht en was geenszins van plan naar zijn begrafenis te komen. De begrafenisondernemer had dit niet eerder zo rigoreus meegemaakt. Kortom: een authentieke eenzame uitvaart.

Het is nog stervenskoud om kwart voor tien. De baar staat klaar naast de Godzijdank verwarmde wachtruimte van begraafplaats Tolsteeg. Nanne Nauta komt aangefietst met een op maandagochtend bij een supermarkt nog aangetroffen bosje bloemen – een nagelaten kerstboeket met twee gouden ballen erin verwerkt. Toch nog toepasselijk voor iemand die zich bij leven had versierd met gouden kettingen, gouden ringen en gouden oorbellen en ongetwijfeld enkele kale kerstavonden zal hebben gevierd.

De opzichter van de begraafplaats is ook al aanwezig en als Vrouwkje Tuinman vanwege niet ingenomen astmamedicijnen zich buiten adem aandient is de wachtende partij gereed. We hebben zelfs nog even tijd de originele Escher-wandschildering in de aula te bekijken: een cirkel van naar het middelpunt toe kleiner wordende, en in een spiraal verdwijnende witte- en zwarte vissen.

Dan komen de begrafenisondernemers aanrijden met de kist. Deze wordt op de baar gezet en vervolgens naar het graf gereden.

Enkele graven verderop staat een man stil bij een recent begraven persoon. De man heeft een snor en draagt een muts met een groen hashblad-embleem. Hij zal de verdere korte plechtigheid aanschouwen met een blik die het midden houdt tussen gepaste afstand en opperste verbazing. Hij ziet de drie begrafenisondernemers en de opzichter met blote handen twee ijskoude metalen dragers aan de kist zetten en de kist vervolgens plaatsen op de takelconstructie boven het graf. Dan knikt een van de begrafenisondernemers naar Vrouwkje en spreekt de woorden: ‘Ben benieuwd wat je ervan hebt gebrouwen.’ Vrouwkje leest haar gedicht.

Veilige haven

Het anker op je huid, de armband, gouden tanden:

hoewel je ziek en mager bent zit alles op zijn plek.

Om je nek de schakels, langzaam bij elkaar gespaard.

En ringen in je oren. Ze zeggen dat je op het water

beter, verder, zien kunt met metalen extra ogen.

Je moet jezelf verzekeren. Goud bedriegt je niet.

Zelfs als je ziek en mager bent, mensen slechts nog weten

hoe je ze van je af geslagen hebt. De dingen die je hebt

gezegd. Nu zwijg je door je twee mobiele telefoons

en een gewone aan de muur want wie je nummer ziet

die neemt niet op. Je bent mager, ziek en alles wat je

bezit heb je gekocht. Je verzekert jezelf: het goud is trouw.

Het schittert aan je pols wanneer het anker zakt.

© 2008, Vrouwkje Tuinman

Er wordt nog een ‘Onze Vader’ gemompeld en dan zakt de kist met daarop het boeket met de twee gouden ballen de diepte in. Dat duurt langer en gaat dieper dan verwacht -als we denken: wat duurt dat lang en wat gaat dat diep, zitten we nog maar op de helft- er moet later nog een kist bovenop.

Een overledene die niet zal worden gemist ligt nu in de aarde, ver weg in de diepte, vlakbij staat nog steeds de man met een hash-embleem die dit korte tafereel tracht te doorgronden.

De begrafenisondernemers nodigen ons uit voor een kopje koffie in het nabijgelegen winkelcentrum. Daar horen wij van enkele andere bizarre begrafenissen die zij hebben geleid: van vrouwen die zich doodgevreten hebben, van mannen die zich doodgezopen hebben, van huizen waar ze door een kniehoge laag van lege bierblikjes moesten waden op zoek naar paperassen. En zeker: ze hoorden vaker van opluchting bij iemands heengaan, blijdschap zelfs, maar zo consequent en zo zonder uitzondering als bij de heer Hoogeboom is zonder precedent.

© 2008, Ruben van Gogh

Eenzame uitvaart #12

Stefano Maffeis, geboren op 3-8-1961 te Gazzaniga (It.) – overleden 2008 te Utrecht

Dichter van dienst: Ingmar Heytze

Verslag: Ruben van Gogh

Op 9 juli 2008 wordt Stefano Maffeis door een zwerver gevonden naast de A12, ter hoogte van het Bastionhotel. Hij is dood, dat is duidelijk: er is nog maar 10 kilo van hem over. Hij moet er maanden hebben gelegen. Stefano was 47 jaar, Italiaans van geboorte en leidde een zwervend bestaan. Meer is er niet van hem bekend.

Even wordt gedacht aan een misdrijf, waarbij het lichaam vanuit een auto over de vangrail zou kunnen zijn gedumpt. Maar de houding waarin het lichaam is aangetroffen en later onderzoek wijzen uit dat hij waarschijnlijk in zijn slaap is overleden. Hij lag op een matras en het leek er op dat hij langs deze verkeersader zijn laatste onderkomen had samengesteld.

Acht dagen later wordt hij begraven op begraafplaats Daelwijck, in de wijk Overvecht, tegen de ringweg aan. Er zijn geen nabestaanden: een eenzame uitvaart dus, met Ingmar Heytze als dichter van dienst.

Om negen uur in de ochtend fietsen Ingmar Heytze en ik vanuit het centrum langs de Vecht richting Daelwijck. Ingmar is in stemmig zwart gekleed, de lucht is grijs, de bomen en struiken zwaar groen. Onderweg kopen we een bosje witte bloemen. Het heeft iets toepasselijks dit bij een benzinestation te doen.

Bij de ingang van de begraafplaats staan al twee dragers klaar, later komen er nog twee bij en dan is het wachten op de wagen. Raar dat je in een dergelijke omgeving normale handelingen en gebeurtenissen met de nodige achterdocht beziet. Een vuilniswagen – wat doet die hier – die het terrein afrijdt, waarbij de dragers ineens als erehaag fungeren. Twee medewerkers die enkele afvalcontainers controleren op inhoud – zoeken zij iets – voordat zij deze een gebouw intrekken. Het neigt naar morbiditeit voor wie wacht op 10 kilo dood mens.

Dan komt de wagen aangereden, de uitvaartondernemer heeft een prachtige witte baard. De kist wordt uitgeladen en op de baar gezet, welke aansluitend naar de laatste rustplaats van Stefano wordt gereden. Veel tijd gaat er niet meer verloren. Dan komt de kist op een takelconstructie te staan, buigen de dragers even en verdwijnen weer, terwijl Ingmar zijn gedicht zeer fraai voordraagt.

PASSANTEN

In memoriam Stefano Maffeis, 1961-2008

Stefano, vannacht vloog ik over je geboortedorp,
waar vijfduizend zielen verblijven tussen onmogelijk
groene bergen. Jij trok daar via via vandaan, er moet
iets zijn geweest waardoor je liever verdween, later,
tussen matzwart asfalt en de loodgrijze hemel boven
een tongbrekend land. Ik vraag me af of je soms ging
toen ik passeerde op mijn zwarte Vespa, zoals altijd
met de dood in het hart onderweg naar een afslag.

Een mens verdwijnt niet na een vingerknip, als
een konijn in de hoed van een goochelaar (maar
dan achterstevoren) – het lijkt meer op het verval
van een beschaving, met achterlating van duidelijk
zichtbare restanten. Als het zo bedacht was, is
het mooi bedacht, verdwijnen naast een weg waar
alles altijd door blijft razen. Maar je laatste tien
kilo liggen voor me, gevonden door een passant,

genoeg voor een kleine vijfhonderd zielen van
eenentwintig gram. We zullen alles zo begraven
dat je niet meer terug hoeft naar de dalen
van Gazzanigo. We laten je gaan zonder grote
verhalen of weidse gebaren, Stefano, we laten
je gaan met je raadsels en je vreemde wegen,
we groeten je verlegen, als onzekere passanten
in een schaars verlichte tunnel door de nacht –
rust zacht.

© Ingmar Heytze, 2008

Op de achtergrond raast de ringweg ononderbroken, er staat een verdrietige vrouw bij een hartvormige grafsteen verderop en heel lichtjes vallen er enkele regendruppels, een voor een, nauwelijks genoeg om te zijn wat de Engelsen een slight drizzle noemen.

Als Ingmar zijn gedicht heeft voorgelezen, verdwijnt de kist langzaam naar beneden. In stilte, waar een geluid van piepen en knarsen toepasselijk was geweest bij dit beeld van langzaam en diep wegzakken.

De uitvaartondernemer, de opzichter, de dichter en de verslaglegger lopen terug naar de ingang en dan gaat ieder zijn weegs. Zo lang als Stefano langs de A12 heeft gelegen, zo kort is zijn laatste moment richting definitieve vergetelheid geweest. De ringweg blijft doorrazen, de economie draait en iedereen rijdt er aan voorbij.

Iemand ergens moet hem toch missen, houden Ingmar en ik ons voor.

@ verslag: Ruben van Gogh, 2008

Eenzame Uitvaart #11

I.M. Zygmunt Frogan, 19 november 1922, Paris – 1 januari 2008 Utrecht
Begraafplaats Daelwijck, vrijdag 4 januari 2008, 9:30 uur
Dichter van dienst: Nanne Nauta

Op 1 januari is Zygmunt overleden in het zorgcentrum Rozendaal. Een Fransman. Hij sprak volgens de verpleging gebrekkig Nederlands. In het dagelijks leven liet hij zich trouwens Jean noemen. Geboren en getogen in Parijs, een weeshuis weet een vriend aan de telefoon te melden en ja hij heeft nog een zus in Polen maar die spreekt alleen Pools en heeft hij maar twee keer in zijn leven gezien, maar niet gesproken dus.

Na zijn pensioen als vrachtwagenchauffeur is hij met zijn Nederlandse vrouw van Parijs naar Maarssenbroek vertrokken. Zij is een paar jaar geleden overleden en ze hadden geen kinderen. Voor zover bekend was hij wel geliefd in de buurt, hij bezocht dagelijks het winkelcentrum Bisonspoor waar hij een graag geziene gast was.

Het is trouwens een crematie, dat komt bij eenzame uitvaart niet zo vaak voor. De uitvaartondernemer heeft het goed verzorgd, er zijn bloemen, een aula en er is muziek. Het verbaast me dat de Franse overheid er niet is. Hij bleek in het bezit van la Légion d’honneur en uit ervaring met Franse begrafenissen weet ik dat ze dan komen.

Pour Zygmunt Frogan
né le 19 novembre 1922 à Paris
décédé le 1 janvier 2008 à Utrecht

Le camionneur

Le parcours
du vrai camionneur
retourne
toujours à Paris

N’importe si le vent
soit de l’est, si le nez
tourne vers la Pologne

N’importe si la terre
soit du sud, si le cul
tourne vers la Sologne

N’importe si la mer
soit de l’ouest, si les yeux
tournent vers les belles Normandes

N’importe si le feu
soit du nord, si le coeur
tourne vers la belle d’Hollande

Le parcours
du vrai camionneur
retourne
toujours à Paris

Et quand le parcours est fini
le vieux camionneur quitte
les champs et les routes,
dissout dans le brouillard
d’un polder indéfini

Hierna zingt Edith Piaf ons toe dat ze nergens spijt van heeft. Als ik het goed begrepen heb, gold dat ook voor Jean die nu weer Zygmunt heet. We nemen afscheid.

© gedicht en verslag – Nanne Nauta, 2008

Eenzame Uitvaart #10

I.M. Wouter Gijsen
14 maart 1912, Utrecht – 4 november 2007, Utrecht

vrijdag 9 november, begraafplaats Tolsteeg, 11:00 uur
dichter van dienst: Alexis de Roode

We schrijven negen november. Het weer is onstuimig. Vandaag zijn onze havens gesloten. Er zal niet uitgevaren worden. In ieder geval niet in Rotterdam. Wel in Utrecht. “Altijd al een wat dwarse man geweest”, zegt Willem Kok. Hij duikt als enige toch op bij de begrafenis. Hij is vrijwilliger die ouderen helpt met hun administratie. Hij geeft voor en na de begrafenis meer inhoud aan de persoon die we vandaag wegbrengen. Alexis als dichter van dienst heeft ondanks alle inspanningen nauwelijks informatie kunnen krijgen bij de omgeving van de heer Gijsen. De heer Kok is in die zoektocht niet gevonden, niet door Alexis, gemeente noch uitvaartondernemer.
Het is nu nog droog en de zon schijnt. Geen aula vandaag. De kist wordt op de wagen gezet en we gaan naar het graf. Op de seconde af dat Alexis begint te lezen, barsten de wolken en wind uit hun voegen.

Uitvaart
Voor Wouter Gijsen, 14 maart 1912 – 4 november 2007

Het spijt me dat hier geen vriend van u staat,
geen geliefde. Ik wil proberen
woorden zonder mens te zijn,
Wouter Gijsen, of ieder mens.
Er was niemand over dan een dichter.

Er is een eeuw gestorven in een man.
Hij was een peuter toen de eerste wereldoorlog kwam.
Hij was een jonge man in de Grote Depressie.
De Duitsers zag hij komen en gaan.
Hij was vijftig toen de sixties kwamen
– toen velen reeds gestorven waren.
En plakte er nog een leven achter.

U hield veel van katten, dat weet ik.
U heeft minstens één echte vriend gehad.
U had een nicht die voor u zorgde.
U wilde niet sterven in uw pyjama,
u wilde sterven in uw pak.
U was niet makkelijk.
U nam niets aan.

Dat is wat ik gehoord heb.
Misschien was het niet makkelijk
om te zijn wie u was,
in de oorlog en daarvoor.
De bezetting is nu opgeheven.

Mens cuiusque id est quisque.
In de handen van uw moeder.
Moge genade u ontvangen.

© 2007, Alexis de Roode

Als het laatste woord is uitgesproken zijn de eerste regels al weggespoeld. Het stopt met waaien en regenen. Ook clichés hebben bevestiging nodig.

De kist daalt, nagedwarreld door het gedicht van Alexis.
We lopen terug naar het hoofdgebouw en horen nog wat anekdotes over de overledene. Dan is het weer voorbij. Alexis’ grijze pak kan, hopelijk, weer voor lange tijd de kast in.

© 2007 (verslag), Nanne Nauta

Eenzame Uitvaart #9

I.M. Willem Krom
9 juli 1920, Nijmegen – 30 mei 2007, Utrecht

maandag 4 juni, begraafplaats Tolsteeg, 13.00 uur
dichter van dienst: Arjan Witte

Er is weinig informatie over de heer Krom, voor zijn overlijden heeft hij 1 week in het ziekenhuis gelegen, hij heeft 1 broer, die in Nijmegen woont, momenteel op vakantie is in Spanje en al 30 jaar geen contact meer heeft met zijn broer. Hij komt dus niet op zijn begrafenis. De inventaris van het huis bestond vooral uit sigaren en jonge jenever.

En dan staan we voor hem op een zonovergoten begraafplaats Tolsteeg. De aula met de originele Escher aan de muur is afgehuurd. Er is muziek. Dat heb ik nog niet eerder meegemaakt in Utrecht. Het is een uitvaart waaraan de ondernemer veel aandacht heeft besteed. Ze hebben veel tijd gestoken om mensen bij deze uitvaart te krijgen. Eigen familie is opgetrommeld, er is actief in de buurt van de overledene geronseld. De uitvaartondernemer heeft zelf een toespraak voorbereid. Na het tweede stuk muziek roept hij de dichter van dienst, Arjan Witte, naar voren. Er is verwarring, hij zou pas bij het graf lezen. Arjan, jasje dasje, lost deze patstelling op door met veel verve uit het hoofd het prachtige ‘And Death Shall Have No Dominion’ van Dylan Thomas te declameren. Dan, na muziekstuk drie gaan we naar het graf. Arjan leest:

(…)
Kom Willem Krom, het is gedaan
vandaag staan deze mensen
rond het graf van de zon
die je wereld verlichtte alsof
niemand kwam dichten
omdat niemand wist dat je bestond

In golven heeft je bloed gestroomd
in golven heeft de zee strand verloren en gewonnen
Niemand weet meer waar het begon
onder het strand brandt de zonsondergang

Dit moment is je erfenis
aarde is je leven
moge je eeuwig leven
met je glas en een sigaar
daar moet je wezen

De overvloed is zonder horizon, zonder oever
waar klanken toeven, onophoudelijk
mannelijk en vrouwelijk
licht en zwart
hetzelfde zijn in het spiegelbeeld van jou en mij

Ik ben niet belangrijk,
en jij werd geboren in Nijmegen 9 juli 1920,
overleed in 2007, op 30 mei

© Arjan Witte
Duiven, 3 juni 2007

en legt het gedicht bij de bloemen op de kist. Met behulp van een pedaal daalt de kist rap de bodem in. De verbazing over deze handeling is op het gezicht van Arjan te lezen.

Na afloop nodigt de uitvaartleider ons uit om verderop op een terras deze begrafenis af te sluiten met koffie. We leren van elkaar of we begraven of verbrand willen worden. As van de Domtoren gestrooid, dixielandmuziek, en meer van dat soort opbeurende dingen.

© (verslag) 2007, Nanne Nauta

Eenzame Uitvaart #8

I.M. Adrianus Johan van Vlooten
24 januari 1937, Utrecht – 21 januari 2007, Utrecht

woensdag 23 januari, begraafplaats Tolsteeg, 13.15 uur
dichter van dienst: Nanne Nauta

Dinsdagavond komt na zessen het bericht binnen van de gemeente. De uitvaartleider met wie we contact kunnen opnemen kennen we van een eerdere keer. Aardige man. Ik bel hem, ook al is het na zessen. Zo’n type aardige man, bedoel ik, dat dat kan. Hij neemt op en vertelt dat de uitvaart morgen al is, tussen één en twee. Hij vertelt wat er verder te vertellen valt. We zijn snel uitgesproken. Tot morgen. En dat is nu. Nu zou trouwens de heer van Vlooten 70 zijn geworden. Eenzaam is het niet. Er zijn zeker 20 buren en vrienden. Gelukkig maar. Er is een uitvaartpastor van dienst. Hij heet Kraaij, ik verzin dit niet. Er zijn nog vijf mensen namens de kerk. Het is duidelijk dat de samenwerking, afspraken, coördinatie tussen de diverse groepen aan onderhoud toe is.

Voor de heer van Vlooten schreef ik dit:

Ja vroeger, toen alles beter was,

Zuilen nog een eigen gemeente,
Nederland drooggelegd,
en, ik zeg maar wat,
zelfs je zoon het goed deed op school.

Kere het tij, kere het tij.

En dan, als het water stijgt,
als Elinkwijk met DOS fuseert,
en, ik zeg maar wat,
je zoon beursanalist is geworden.

Draaie de bottel, draaie de bottel.

Hoe hou je dan het hoofd boven water,
smelten langzaam herinneringen,
drijft het leven zachtjes weg,
verdrink je in onze aarde.

Langzaam, zachtjes –
en ja, nu geef ik je zelfs nog problemen.

© 2007, Nanne Nauta

«< 11 12 13 14 15 >

Het Gilde inschakelen?

Het Utrechts Stadsdichtersgilde bestaat in 2021 uit 11 professionele dichters. Naast de Stadsgedichten die in opdracht van de gemeente worden geschreven of voor de Eenzame Uitvaart, schrijft het Gilde ook regelmatig gedichten voor andere opdrachtgevers in Utrecht. Indien u de stad of een specifieke gebeurtenis wilt verrijken met een gedicht op maat, kunt u altijd contact opnemen met het Gilde. U bent vrij om een dichter van uw keus rechtstreeks te benaderen, maar indien u niet goed weet welke dichter bij u past, kunnen wij voor u bemiddelen. In bijzondere gevallen zal het gedicht gefinancierd kunnen worden uit het budget voor Stadsgedichten, in andere gevallen kan een passende vergoeding afgesproken worden. De tarieven voor een gedicht op maat zijn afhankelijk van de aard van de opdracht en de dichter die deze uitvoert.
Contact:
editor(at)stadsdichtersgilde(punt)nl.

Volg ons ook op Facebook:
www.facebook.com/stadsdichtersgilde.

Nieuw op de site

  • 10 nieuwe gedichten bij Utrecht in 2020!
  • Stadsgedicht Baban Kirkuki
  • Stadsgedicht Ruben van Gogh
  • Stadsgedicht Fred Penninga
  • Eenzame uitvaart van Peter van Soest (1950-2020)

Onze Schrijvers

Vicky Francken
Daniel Vis

Recente stadsgedichten:

  • 10 nieuwe gedichten bij Utrecht in 2020!
  • Stadsgedicht Baban Kirkuki
  • Stadsgedicht Ruben van Gogh
  • Stadsgedicht Fred Penninga
  • Eenzame uitvaart van Peter van Soest (1950-2020)

Lees gedichten van:

  • Alexis de Roode
  • Baban Kirkuki
  • editor/webmaster
  • Els van Stalborch
  • Fred Penninga
  • Ingmar Heytze
  • Maarten Das
  • Mark Boog
  • Nanne Nauta
  • Peter Drehmanns
  • Peter Knipmeijer
  • Ruben van Gogh

Soorten gedichten

  • Nieuws/optredens
  • Stadsgedichten
  • Utrecht en Eenzame Uitvaart

↑

© 2016 Alle rechten voorbehouden - webdesign: Elephant sees Elephant